Potentie voor collectief verduurzamen

Wat zijn de belangrijkste prikkels, motivaties, drijfveren en barrières bij het verduurzamen van de woning? Willen mensen dit alleen doen (individueel) of zijn ze geneigd zich aan te sluiten bij buurtbewoners? Welke rol is weggelegd voor de overheid? Wat zijn de knoppen waaraan gedraaid kan worden om Nederlanders (meer) aan te zetten tot collectief verduurzamen?
Dit waren de vragen die het Nationaal Klimaat Platform (NKP) neerlegde bij Ipsos I&O Publiek. NKP vroeg Ipsos I&O bovendien tot een advies te komen over hoe deze verschillende groepen aangezet kunnen worden tot het verduurzamen van hun woning, collectief of individueel. Mede op basis hiervan schreef NKP een advies aan ministers Hermans (Klimaat & Groene Groei) en Keijzer (Woningbouw), dat vandaag – 21 januari 2025 – door NKP-voorzitter Kees Vendrik is aangeboden.
Negen energiebesparende maatregelen
We legden negen energiebesparende maatregelen voor met de vraag of deze al in de woning aanwezig zijn of dat hier plannen voor bestaan. Onderstaande figuur geeft een overzicht van de energiebesparende maatregelen die Nederlanders al hebben toegepast, zeker van plan zijn te gaan doen of geen van beide. Wat opvalt: veel maatregelen zijn al toegepast (isolerend glas, tochtstrips, gevel-, muur- of dakisolatie, waterbesparende douchekop).
Als ze er niet al zijn, zijn er ook zelden plannen voor. Het aandeel ‘zeker van plan’ (dat een goede voorspeller is van daadwerkelijk gedrag) is zeer klein (1 tot 3%), het aandeel ‘waarschijnlijk van plan’ iets groter (3% tot 8%).
Figuur 0.1: Maatregel aanwezig of (concrete) plannen voor? (Basis: allen)

Tabel 0.1: Motieven voor verduurzaming
(Basis = maatregel aanwezig of zeker van plan) Meerdere antwoorden mogelijk

Zes groepen ‘verduurzamingspotentie’; individueel of collectief
Op basis van de vragen over of deze maatregelen al genomen zijn of dat men nog van plan is dat te gaan doen, konden we de respondenten indelen in onderstaande zes groepen (Zie Figuur 0.2).
Als we deze groepen vertalen naar de innovatietheorie van Rogers[1] kunnen we groep 1 (degenen die alles al hebben gedaan) beschouwen als de innovators. Groep 2 valt voorlopig af. Groepen 4, 5 en 6 beschouwen we als de early adopters of early majority. Groep 3 (nog geen plannen) is te begrijpen als de late majority, die pas in beweging komt als de producten volwassen en uitontwikkeld zijn. Een deel van hen zal ook gaan behoren bij de laggards (achterblijvers). Elf procent is niet in te delen in één van de zes groepen. Dit zijn respondenten die nog wel kunnen verduurzamen, maar die overal hebben aangegeven dat zij niet weten wat hun intentie is.
Figuur 0.2: Indeling in 6 groepen

[1] Een marketingmodel omtrent de levenscyclus van een innovatie. Rogers onderscheidt vijf stadia, waarin vijf verschillende groepen worden onderscheiden die het product of nieuwe idee accepteren. Innovators, early adopters, etc. https://nl.wikipedia.org/wiki/Innovatietheorie_van_Rogers
Kleine maatregelen liever individueel; grote maatregelen liever collectief
Groepen 3, 4, 5 en 6 (ongeveer 80% van de Nederlandse bevolking, 18+) kan dus nog een van de genoemde energiebesparende maatregelen nemen. Dit noemen we hierna ‘de doelgroep’. We vroegen hen hoe waarschijnlijk het is dat ze deze energiebesparende maatregelen zouden nemen (tenzij een maatregel onmogelijk te nemen is in de woning). Vervolgens vroegen we hen nog eens hoe waarschijnlijk het is dat zij de energiebesparende maatregelen zouden nemen als ze kunnen aansluiten bij een initiatief van buurtbewoners.
In tabel 0.2 worden de percentages ‘zeker of waarschijnlijk wel’ voor beide (individueel en collectief) getoond. Kleinere maatregelen (tochtstrips, waterbesparende douchekop) doet men vaker liever zelf (individueel). De intentie voor de meer ingrijpende en kostbaarder maatregelen (isolatie, zonnepanelen, warmtepomp) neemt toe als men het samen met buurtbewoners (collectief) kan doen. Bij ‘dakisolatie’ bijvoorbeeld, gaat de intentie van 9 procent individueel naar 17 procent collectief. Bij ‘gevelisolatie’ van 6 procent naar 13 procent. Bij de ‘hybride waterpomp’ van 6 procent naar 10 procent. Voor de grotere maatregelen lift men dus relatief vaak liever mee als andere buurtbewoners er toch al mee aan de slag gaan.
Tabel 0.2: Waarschijnlijk of zeker wel maatregelen nemen, individueel en collectief
Individueel: Hoe waarschijnlijk is het dat u in de komende 3 jaar de volgende energiebesparende maatregelen gaat nemen?
Collectief: Stel dat bewoners uit uw buurt samen de volgende energiebesparende maatregelen willen (laten) nemen en u daarbij aan kunt sluiten. Hoe waarschijnlijk is het dat u dit samen met uw buurtgenoten gaat doen?
Basis: Respondenten die maatregel nog niet hebben genomen, maar wel kunnen nemen, blauwe vakken zijn significant hoger dan rode vakken

Gedragsbepalers
Met de respondenten uit groepen 3 t/m 6 (‘de doelgroep’) onderzochten we welke triggers en barrières ze ervaren bij het energiezuiniger maken van hun woning. En we achterhaalden of en hoeveel impact deze triggers en barrières hebben op individueel dan wel collectief verduurzamen.
De triggers en barrières werden vervat in 74 stellingen. Deze stellingen zijn gebaseerd op het CASI-gedragsonderzoeksmodel ontwikkeld door de Dienst Publiek en Communicatie, aangevuld met motieven en belemmeringen die we ophaalden in het kwalitatieve vooronderzoek. De stellingen gingen over hoe mensen in de basis denken over klimaatverandering, het nemen van energiebesparende maatregelen, de staat van de woning, hun verwachtingen over samenwerken met buurtgenoten, de rol van de overheid, etc. Op basis van een factor- en betrouwbaarheidsanalyse brachten we de 74 stellingen terug tot 13 gedragsbepalers. Een gedragsbepaler is het gemiddelde op verschillende uitspraken die volgens de analyse min of meer hetzelfde meten en een betrouwbare schaalvariabele vormen.

Wat zijn de belangrijkste gedragsbepalers voor individueel verduurzamen?
De belangrijkste gedragsbepalers om individueel energiebesparende maatregelen te nemen zijn:
- duurzaamheidsambitie;
- houding t.a.v. overheidsbeleid voor verduurzamen;
- toekomst(on)zekerheid;
- voorbeeldgedrag.
Duurzaamheidsambitie gaat over de intrinsieke wens om duurzaam te leven: een zuinige woning, het liefst energieneutraal, helpen klimaatverandering tegen te gaan. Ruime meerderheden (51 tot 64%) van de doelgroep staan zo in het leven en het heeft een relatief sterke impact op de intentie tot verduurzaming.
De houding t.a.v. overheidsbeleid voor verduurzamen heeft betrekking op wat men van de overheid verwacht: stimuleren of verplichten? De doelgroep wil minimaal dat de overheid eigenaren (69%) en bouwers van woningen (85%) stimuleert woningen energieneutraal te maken. Maar bouwers van nieuwe woningen moeten ook verplicht worden energieneutrale woningen te bouwen (67%).
De opvatting dat de overheid stimulerende of dwingende maatregelen moeten nemen om eigenaren en bouwers te laten verduurzamen, hangt vrij sterk samen met de neiging zelf te gaan verduurzamen. We zien hier de samenhang van beleid en de behoefte aan een ‘gelijk speelveld’. Burgers willen best zelf iets doen, maar daarvoor (of daarnaast) verwachten ze een overheid die verduurzaming ook stimuleert/verplicht onder andere woningeigenaren en de verduurzaming bij de bron – de bouwers van nieuwe woningen – faciliteert.
Toekomst(on)zekerheid heeft betrekking op een belangrijke barrière voor het nemen van energiebesparende maatregelen. Het gaat bijvoorbeeld om de neiging nog geen energiebesparende maatregelen te willen nemen, omdat die (in de beleving) nog niet goed genoeg werken. Dit geldt voor 29 procent uit de doelgroep en het heeft een negatieve correlatie met willen verduurzamen. Ook een aanstaande verhuizing (22%) en de verwachting dat energiebesparende maatregelen niet meer hoeven van het net aangetreden kabinet Schoof (22%) vallen onder deze gedragsbepaler[2].
Voorbeeldgedrag gaat over de mate waarin mensen voorbeelden zien van – al dan niet succesvolle – projecten van energiebesparing, bevestiging van mensen in de omgeving bij dit soort gedrag of de mate waarin er van mensen in de buurt verwacht wordt mee te denken bij verduurzamingsprojecten. Geen van deze uitingen komt al veel voor (maximaal 9%), maar in potentie kan het een knop zijn om aan te draaien.
De impact op zowel het individueel als collectief nemen van energiebesparende maatregelen is redelijk en beide ontlopen elkaar niet veel (impact op individueel en collectief is ongeveer even groot), maar per stelling zien we enkele interessante verschillen.
Zo zegt slechts 5 procent dat er in zijn/haar buurt van bewoners verwacht wordt dat zij meedenken bij energiebesparende maatregelen, maar dit heeft een relatief hoge impact op collectief willen verduurzamen
[2] Het onderzoek vond plaats in juni, het hoofdlijnen akkoord was al bekend, de precieze uitwerking nog niet
Welke gedragsbepalers dragen sterk bij aan collectief verduurzamen?
Van de dertien gedragsbepalers zijn er een paar die meer impact hebben op collectief verduurzamen dan op individueel verduurzamen. De belangrijkste zijn:
- positieve houding t.a.v. een collectief;
- voordelen van collectief verduurzamen;
- nadelen van collectief verduurzamen;
- coöperatieve attitude.
Positieve houding t.a.v. een collectief heeft betrekking op samen op willen trekken met de buurt ten behoeve van de energietransitie. Samen met buurtbewoners werken aan ‘van het gas af’ in de buurt, andere energiebronnen zoeken, hoe dan ook liever met buurtbewoners werken aan een oplossing dan het alleen te doen.
Een kwart tot een zesde deel van de doelgroep staat er zo in en de impact op collectief willen verduurzamen is zeer sterk: het sterkst van alle gedragsbepalers.
De gedragsbepaler ‘voordelen van collectief verduurzamen’ gaat over de winst die samen verduurzamen biedt ten opzichte van het alleen doen. Lagere kosten (want schaalvoordelen), het is effectiever, kennisdeling, minder financieel risico, meer slagkracht richting verhuurder. Deze voordelen worden relatief goed gezien (42% tot 18% van de doelgroep ziet ze).
De opvattingen die hier onder vallen correleren sterk met de intentie samen met anderen te willen verduurzamen (net iets minder dan ‘positieve houding t.a.v. een collectief’).
Tegenover voordelen staan – voor sommige mensen – ook nadelen van collectief verduurzamen. Een substantieel deel van de doelgroep (41%) ervaart het als meer moeite als ze energiebesparende maatregelen met anderen moeten nemen dan alleen. Een eveneens niet te verwaarlozen deel (31%) heeft het gevoel geen keuzevrijheid meer te hebben als het met anderen moet. En een kwart (24%) duurt het simpelweg te lang met anderen. Deze gedragsbepaler heeft – als het speelt – een fikse negatieve impact op collectief verduurzamen.
De laatste gedragsbepaler ten faveure van collectief verduurzamen is het hebben van een coöperatieve attitude. Hier gaat om de algemene houdinggraag met anderen samen te werken om het beste resultaat te boeken (los van energiebesparing). Veel mensen binnen de doelgroep – zo’n zeven op de tien – staan er zo in. De impact op collectief verduurzamen is positief, maar niet zo groot als Positieve houding t.a.v. een collectief en Voordelen van collectief verduurzamen. Het is eerder een hygiëne factor: als mensen niet beschikken over deze coöperatieve attitude zullen ze waarschijnlijk niet snel aansluiten bij een collectief initiatief.
Hoe meer vertrouwen in overheid, hoe groter de intentie collectief te verduurzamen
In andere onderzoeken[3] zagen we al dat er een verband is tussen vertrouwen in de overheid en gedragsintentie. Naarmate het vertrouwen lager is, zijn burgers minder geneigd zich te houden aan maatregelen, laat staan vrijwillig gewenst gedrag te vertonen. Ook uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dit[4]. In dit onderzoek zien we eveneens enkele interessante effecten, opvallend genoeg vooral voor collectief verduurzamen. Mensen met vertrouwen in de overheid zijn vaker geneigd collectief dan individueel aan de slag te gaan met hybride waterpomp, zonnepanelen, vloer- en dakisolatie (binnen de blauwe stippellijn). Zo wil 17 procent van degenen met vertrouwen in de overheid samen met anderen (collectief)vloerisolatie aanleggen, terwijl slechts 9 procent van degenen zonder vertrouwen dat wil. Voor individueel vloerisolatie aanleggen zien we dit verschil niet (9 en 7%). Bij zes maatregelen (dakisolatie, zonnepanelen, vloerisolatie, hybride warmtepomp, gevel/muurisolatie, elektrische warmtepomp) zien we (ruime) verschillen voor mensen met vertrouwen in het voordeel van collectief verduurzamen.
De relatie met vertrouwen in buurtbewoners is er ook: mensen met vertrouwen in hun buurtgenoten zijn meer geneigd met hen maatregelen als dakisolatie, zonnepanelen en vloerisolatie te nemen dan degenen die dit vertrouwen niet hebben. Voor deze maatregelen zien we ook hogere percentages voor collectief verduurzamen onder degenen die vertrouwen in hun buurtbewoners hebben dan voor individueel verduurzamen. Het is belangrijk om ons hier te realiseren dat in dit onderzoek een ruime meerderheid (74%) vertrouwen heeft in zijn buurtbewoners, terwijl slechts 38 procent vertrouwen heeft in de overheid. Vertrouwen in buurtbewoners is bovendien tamelijk stabiel, terwijl vertrouwen in de overheid fluctueert, veelal afhankelijk van de politieke samenstelling van het kabinet, de consistentie van beleid en de mate waarin de overheid de mores van de rechtsstaat respecteert[5]. Na een opleving sinds de verkiezingen van november 2023 zien we – in ander Ipsos I&O-onderzoek – het vertrouwen in de overheid weer dalen. In november 2024 had 35 procent van de Nederlanders vertrouwen in de overheid, 62 procent had dat niet[6].
[3] Zie bijvoorbeeld “Draagvlak voor mogelijke maatregelen ministerie IenW – Ipsos I&O Publiek, april 2022. Paragraaf 10.2
[4] Mathilde Witkam, 2024. Open Government and Public Trust. A new revaluation of the citizen perspective. https://scholarlypublications.universiteitleiden.nl/handle/1887/4094590
[5] Zie bijvoorbeeld: Vertrouwen in overheid gestegen, met name onder lager opgeleiden – Ipsos I&O Publiek Juli 2024
[6] Bron: Ontevreden maar honkvaste kiezers op rechts en links – Ipsos I&O Publiek, november 2024.
Aanbevelingen
Het NKP wil de inzichten uit het onderzoek gebruiken om gericht te sturen op een aanpak die het verduurzamen van de woning stimuleert. NKP heeft Ipsos I&O daarom gevraagd tot een advies te komen over hoe deze verschillende groepen aangezet kunnen worden tot verduurzaming, collectief of individueel. Van belang hierbij is ook de rol die is weggelegd voor de overheid. Hierna formuleren we een aantal ‘knoppen om aan te draaien’.
Ten slotte doen we de aanbeveling om huurders en eigenaren verschillend te benaderen en laten we voor elk van de vier groepen (huurders van woningcorporaties, particuliere huurders, eigenaren met of zonder vve) zien waar NKP of de overheid rekening mee dient te houden.
Duurzaamheidsambitie
De intrinsieke motivatie om bij te dragen aan verduurzaming is een van de belangrijkste triggers om de woning energiezuiniger te maken. Het betreft de behoefte een zo zuinig mogelijke woning te hebben, liefst een energieneutrale woning en het geloof dat iemand met energiebesparende maatregelen helpt klimaatverandering tegen te gaan.
Een van de voorwaarden hiervoor is de overtuiging dat het tegengaan van klimaatverandering an sich urgent is en hoog op de politieke agenda staat. Deze overtuiging is in de Nederlandse samenleving tanende. Nog steeds maakt een aanzienlijk deel van de Nederlanders zich zorgen om klimaatverandering, namelijk 61 procent, maar dat is minder dan voorgaande jaren. Ook politiek staat tegengaan van klimaatverandering minder hoog op de agenda, zowel bij het kabinet Schoof als bij de kiezers[7]. Het Nationaal Klimaat Platform kan er bij kabinet en politiek op aandringen klimaatverandering hoog op de agenda te houden en maatregelen die nodig zijn om klimaatverandering tegen te gaan door te zetten.
[7] Zie ook: “Zorgen om klimaat nemen af”. Ipsos I&O, november 2024
Creëer positievere houding t.a.v. collectieve verduurzaming
Er is een sterke samenhang tussen het hebben van een ‘positieve houding ten aanzien van collectieve verduurzaming’ en de intentie om collectief energiebesparende maatregelen te nemen. Het gaat om ‘willen zien hoe buurtgenoten hun woning aardgasvrij maken’, ‘samen met anderen willen investeren om samen energie op te wekken’ en ‘liever een oplossing met wijk of buurt hebben in plaats van een individuele oplossing, ook als dat even duur is’. Deze houding vinden we bij substantiële minderheden, lang geen meerderheden. Maar als dit voor meer Nederlanders gaat spelen, zal de intentie om energiebesparende maatregelen te nemen toenemen.
Dit kan lijken op een cirkelredenering: Nederlanders die graag met anderen zouden verduurzamen, hebben een hogere intentie om (collectief) te verduurzamen. Toch is dit niet per se het geval. Het heeft immers ook te maken met bekendheid (awareness) en perceptie.
Bijvoorbeeld, als er vanuit de overheid een initiatief zou komen dat ervoor zorgt dat succesvolle ‘van het gas af’ buurtprojecten andere wijken kunnen opzoeken en voorlichten – door mensen hiervoor een financiële vergoeding te geven – zal dit meer gaan leven en bijdragen aan het collectief verduurzamen woningen.
Stimuleer en promoot ‘voordelen van collectief verduurzamen’
Als mensen de voordelen zien van collectief verduurzamen dan stimuleert ze dat samen met anderen energiebesparende maatregelen te nemen. Het betreft lagere kosten door schaalvoordelen, het effectiever verduurzamen dan individueel, het gebruik kunnen maken van de technische kennis van anderen en minder financieel risico lopen. Het vergroten van deze voordelen (meer subsidie, hogere korting, etc.) kan meer mensen aanzetten tot verduurzaming. Ook het beter belichten van de voordelen die er al zijn, kan een stap in de goede richting zijn. Voor ieder van de voordelen geldt dat er een relatief grote groep is die ‘weet ik niet’ antwoordt. Zo weet een kwart (27%) niet of collectief verduurzamen leidt tot lagere kosten voor materiaal en plaatsing en de helft (49%) weet niet of je collectief kans maakt op extra subsidies. Als deze voordelen er nu al zijn, dan zijn ze grotendeels onbekend. Als ze er nog niet zijn, zouden ze in het leven geroepen kunnen worden.
Probeer toekomst(on)zekerheid weg te nemen
Toekomst(on)zekerheid’ is de gedragsbepaler die het sterkst negatief samenhangt met de intentie om de woning te verduurzamen. Onzekerheid over maatregelen die (in de beleving) nog niet goed genoeg werken. Een verwachte verhuizing (vaak zijn dit jongeren). De verwachting dat energiebesparende maatregelen van het nieuwe kabinet toch niet meer hoeven.
Het feit dat het nieuwe kabinet sommige maatregelen niet doorvoert of terugdraait blijkt (nog) geen heel sterke barrière te zijn. Aan de andere kant zien we wel een sterke roep om het stimuleren en/of verplichten van verduurzaming bij eigenaren en bouwers door de overheid. Meer duidelijkheid over het beleid, consistenter beleid en het wegnemen van onzekerheid over de werkzaamheid van de energiebesparende maatregelen, kunnen deze barrière verkleinen.
Vertrouwen in de overheid blijkt eveneens invloed te hebben op de intentie te willen verduurzamen, met name collectief. En het heeft vooral impact op de bereidheid grotere verduurzamingsmaatregelen (hybride waterpomp, zonnepanelen, vloer- en dakisolatie) te nemen. Herstel van vertrouwen zal waarschijnlijk leiden tot meer verduurzamingsbereidwilligheid.
Stimuleer voorbeeldgedrag
Ook de gedragsbepaler voorbeeldgedrag heeft een positieve invloed op de intentie om collectief te verduurzamen. Deze gedragsbepaler speelt op dit moment voor maar weinig Nederlanders, maar is in potentie wel een belangrijke knop om aan te draaien. Het heeft een kleine impact op de intentie om individueel energiebesparende maatregelen te nemen (maar bijvoorbeeld voor woningeigenaren zonder vve kan het wel degelijk een stimulans betekenen, zie hierna), maar een grotere impact op de intentie om dit samen te doen.
Zowel voorbeelden van succesvol samen energiebesparende maatregelen nemen als niet-succesvolle voorbeelden hebben een positieve impact op de intentie om te verduurzamen. Het advies is dus: probeer alle samenwerkingsprojecten op het gebied van verduurzaming te communiceren met de inwoners van Nederland, via lokale media, huis-aan-huis bladen, buurtperiodieken, via de vve’s, Vereniging Eigen Huis, energiebedrijven, woningcorporaties, etc.
Ook het stimuleren van de buurtcohesie en sociale druk kan helpen. Nog slechts 5 procent van de doelgroep zegt dat er in zijn/haar buurt van bewoners verwacht wordt dat buurtbewoners meedenken als iemand energiebesparende maatregelen wil (laten) nemen, maar het heeft een relatief hoge impact op samen te willen verduurzamen. Als deze ‘sociale druk’ meer zou gaan spelen zou het aantal collectieve verduurzamers eveneens kunnen toenemen.
Benader huurders en eigenaren verschillend
Huurders en eigenaren hebben heel verschillende kernmerken, uitgangssituaties en mogelijkheden. Huurders zijn voor de grotere verduurzamingsmaatregelen voor een belangrijk deel afhankelijk van de verhuurders. Dit kunnen woningcorporaties zijn of particuliere verhuurders, ook dit maakt een verschil. Eigenaren hebben meer autonomie, al hangt dit weer af van of er sprake is van een vereniging van eigenaren (vve) of niet en de eigenaar alles zelf mag, maar ook moet regelen.
Lees het IPSOS I&O-rapport “Individueel of samen besparen op energie” voor een nadere uitwerking van de wensen en mogelijkheden van huurders (sociaal en particulier) en woningeigenaren (in en zonder vve).
Verantwoording
Kwantitatief onderzoek m.b.v. CASI gedragsonderzoeksmodel
Voor het tweede deel, het gedragsdeel van de vragenlijst, is gebruik gemaakt van de CASI-vragenlijst (Communicatie Activatie Strategie Instrument). De CASI-methode is ontwikkeld door de Dienst Publiek en Communicatie (Rijksoverheid) om beter inzicht te krijgen in bewuste en onbewuste motieven voor gedragsintenties. Deze methode is ontwikkeld met het doel gedragsbepalers te identificeren en concrete handvatten te bieden bij het ontwerpen van beleid en gedragscommunicatie.
Het onderzoek is uitgevoerd middels een online enquête onder Nederlanders (18+). De enquête werd uitgezet in het I&O Research Panel. Het veldwerk liep van donderdag 6 tot zondag 30 juni 2024. Bijna tweeduizend (1.998) Nederlanders vulden de vragenlijst volledig in.
Kwalitatief onderzoek door middel van individuele interviews
Het betreft een kwalitatief onderzoek in de vorm van individuele online interviews. In totaal hebben er 16 interviews plaatsgevonden waarvan 5 fysiek op het kantoor van I&O Research in Amsterdam en 11 online via Microsoft Teams. De interviews hadden elk een duur van 1 uur en vonden plaats tussen 19 oktober en 9 november 2023.
Webinar
Neem vrijdag 24 januari 10 uur gratis deel aan het webinar “Een wereld te winnen met collectief energie besparen” met:
- Kees Vendrik, voorzitter NKP
- Peter Kanne, onderzoeker bij Ipsos I&O
- Gido ten Dolle, directeur stadsontwikkeling Gemeente Den Bosch.
- Marleen Stikker, directeur Waag Futurelab.
Parallelsessie Ipsos I&O Festival 30 januari
Of bezoek het Ipsos I&O Festival – Beter door Anders – op donderdagmiddag 30 januari in Amsterdam, waar deze casus wordt behandeld Dirk van den Bosch (NKP) en Jord van Beek (Ipsos I&O).

Peter Kanne
Senior onderzoeksadviseur

Jord van Beek
Onderzoeker