Vertrouwen in overheid gestegen, met name onder lager opgeleiden
Dat lager en middelbaar opgeleiden – die relatief vaak stemmen op PVV, BBB en NSC – enthousiast zijn over het aanstaande kabinet Schoof dan hoger opgeleiden, lag voor de hand en blijkt ook het geval.
Verrassender is wellicht dat – sinds de verkiezingen en met het aantreden van het kabinet van PVV, VVD, NSC en BBB – het vertrouwen in de landelijke overheid verder is gestegen: van 29 procent in september 2022 (het dieptepunt van de laatste jaren) naar 42 procent in juni 2024.
De toename in vertrouwen zien we op alle opleidingsniveaus, maar meer onder lager opgeleiden dan onder hoger opgeleiden. Lager opgeleide kiezers geven een sterkere politieke invulling aan ‘vertrouwen in de overheid’ dan hoogopgeleide kiezers. Ze koppelen dit vertrouwen sterk aan de politieke partijen die het nu voor het zeggen krijgen. Hoger opgeleiden hadden altijd al een groter vertrouwen in de overheid dan gemiddeld en dat is nog iets toegenomen. Ondanks het feit dat ze beduidend minder tevreden zijn met en vertrouwen hebben in het aanstaande kabinet Schoof. (Hoger opgeleiden stemmen meer dan gemiddeld op GL-PvdA, D66, PvdD en Volt.) Deze kiezers onderbouwen hun vertrouwen in de overheid niet zo zeer met politieke argumenten. Zij geven aan vertrouwen in het democratisch systeem te hebben: functionerende instituties, checks and balances, een ambtenarenapparaat dat tegenspraak biedt.
Relatie tevredenheid met kabinet en vertrouwen in de overheid
Vertrouwen in de overheid is niet hetzelfde als tevredenheid met kabinet, maar er is wel een relatie tussen deze twee parameters. In maart 2021, vlak voor de verkiezingen van dat jaar en nog in de coronacrisis, was de tevredenheid met het kabinet Rutte nog relatief hoog (41%): het had de coronacrisis in de ogen van de meeste kiezers adequaat aangepakt. Maar het was al dalende sinds eind 2021. Onder invloed van de toenemende ontevredenheid over het coronabeleid en een falende overheid (op met name de Toeslagenaffaire en de herstelwerkzaamheden in Groningen) daalde echter ook het vertrouwen in de overheid.
Beiden bereikten een dieptepunt in september 2022. Kiezers klaagden over het onvermogen van de overheid (en de politiek) crises op te lossen. Velen verweten Rutte IV een gebrek aan visie en leiderschap waardoor problemen vooruit werden geschoven en crises niet daadkrachtig werden aangepakt. Concreet werden genoemd: de asielopvang/vluchtelingenbeleid, de problemen rond stikstof, natuur en landbouw en de oplopende energieprijzen en de inflatie. Kiezers zagen de stijgende energiekosten op dat moment als de belangrijkste crisis die het kabinet moest aanpakken. Naar het einde van het jaar 2022 zagen we beide cijfers – vertrouwen en tevredenheid – enigszins oplopen, dankzij de energietoeslagen waar het kabinet mee kwam. Daarna zakten beide cijfers weer weg en bereikten in mei 2023 – vlak voor de val van het kabinet Rutte IV – een nieuw dieptepunt.
Vertrouwen in landelijke overheid toegenomen, vooral onder lager opgeleiden
Sinds de verkiezingen van november 2023 en met het (bijna) aantreden van het nieuwe kabinet van PVV, VVD, NSC en BBB (2 juli 2024) is het vertrouwen in de landelijke overheid verder gestegen: van 29 procent in september 2022 via 36 procent kort na de verkiezingen (december 2023) naar 42 procent in juni 2024.
De toename in vertrouwen zien we op alle opleidingsniveaus, maar meer onder lager en middelbaar opgeleiden (van 17 naar 31% en van 24 naar 27%) dan onder hoger opgeleiden (van 41 naar 52%). Anders gezegd: het vertrouwen onder lager opgeleiden nam toe met factor 1,8, dat onder hoger opgeleiden met factor 1,3. Hoger opgeleiden hebben nog steeds het hoogste vertrouwen, maar het gat tussen lager en hoger opgeleiden is verkleind.
Met name kiezers van PVV, SP, BBB en NSC hebben meer vertrouwen in de overheid gekregen, Waarom? Men heeft de verwachting dat de overheid grote problemen (eindelijk) gaat oplossen. Vooral omdat er nu een echt rechts kabinet aan de knoppen komt verwacht men verbetering. (Zie hierna: Waarom hebben kiezers vertrouwen in dit kabinet?)
Tevredenheid met ‘nieuw kabinet’ fors toegenomen onder lager en middelbaar opgeleiden
Direct na de presentatie van het hoofdlijnenakkoord, tweede helft mei 2024, was de helft (50%) van alle kiezers tamelijk of zeer tevreden met het nieuwe kabinet van PVV, VVD, NSC en BBB. Een aanzienlijke trendbreuk met de waarderingscijfers voor Rutte IV, die nooit hoger dan 34 procent waren en in september 2022 zelfs het dieptepunt van 17 procent aantikten.
Een maand later (half juni 2024), toen ook de namen van de ministers bekend waren, is dat gedaald naar 39 procent. Nog steeds een betere score dan Rutte IV ooit haalde, maar ook: meer mensen ontevreden (43%) dan tevreden (39%).
Kiezers met een lagere en middelbaar opleiding zijn nu beduidend tevredener dan bij aanvang van Rutte IV. Onder lager opgeleiden steeg dit van 28 procent in januari 2022 naar 60 procent in mei 2024, waarna het daalde naar 46 procent in juni. Onder middelbaar opgeleiden zien we een zelfde patroon ((32%, 57%, 46%). Hoger opgeleiden zijn nu juist minder tevreden: van 42 procent in januari 2022, naar 29 procent in juni 2024.
Vertrouwen in kabinet Schoof even hoog als Rutte IV, maar onder andere kiezersgroepen
Lager- en middelbaar opgeleiden hebben ook meer vertrouwen in het aanstaande kabinet Schoof (36%) dan destijds in Rutte IV (24 en 27%). Voor hoger opgeleiden geldt het omgekeerde: slechts 21 procent heeft vertrouwen in het nieuwe kabinet, in Rutte IV had 35 procent vertrouwen.
Maar het zijn vooral heel andere kiezersgroepen die nu vertrouwen hebben in het nieuwe kabinet: PVV-kiezers (75%) en BBB-kiezers (68%). Zij hadden nauwelijks vertrouwen in Rutte IV. Onder NSC- en VVD-kiezers ligt dat duidelijk lager (49 en 41%). VVD-kiezers hadden beduidend meer vertrouwen in Rutte IV dan in het huidige (aanstaande) kabinet (74% versus 41%). Kiezers van CDA, D66 en GL-PvdA hebben nauwelijks vertrouwen in het nieuwe kabinet. GL- en PvdA-kiezers hadden dat ook niet erg in Rutte IV, maar toen betrof het nog 17 en 18 procent. Nu maar 1 procent.
Waarom vertrouwen in de overheid?
Waarom hebben kiezers vertrouwen in de Nederlandse overheid? Op basis van de open antwoorden kunnen we concluderen dat lager opgeleide kiezers (en in iets minder mate ook middelbaar opgeleiden) een sterkere politieke invulling hebben van ‘vertrouwen in de overheid’ dan hoogopgeleide kiezers. In de citaten zien we dat dit vertrouwen sterk wordt gekoppeld aan de politieke partijen die het nu voor het zeggen krijgen. Zoals een PVV-kiezer met een MAVO/VMBO-opleiding het verwoordt: “Met een rechts kabinet kan het waarschijnlijk weer goed komen in Nederland.” En een BBB-kiezer met HAVO/VWO: “Ik hoop dat dit kabinet de vele misstanden recht gaat zetten.”
Hoger opgeleiden onderbouwen hun vertrouwen in de overheid minder met politieke argumenten, ze geven aan vertrouwen in het systeem te hebben: goed functionerende instituties, checks and balances, een ambtenarenapparaat dat – naar verwachting – politiek uit de bocht vliegen zal temperen, etc. Een GL-PvdA-kiezers met een universitaire opleiding: “We hebben een stevige democratie met redelijk betrouwbare instituties. Soms ontstaan er problemen omdat politieke partijen zoals de VVD de overheid opdrachten geeft die niet staatsrechtelijk zijn zoals bij de Toeslagenaffaire. Hopelijk zijn de instituties sterk genoeg om weerstand te bieden tegen de komende regering.” En een Volt-kiezer met een HBO-opleiding: “Door het democratisch bestel wordt er altijd voldoende tegengas gegeven bij niet geheel doordachte plannen.”
Waarom hebben kiezers vertrouwen in dit kabinet?
Hier hebben we vooral gekeken naar de toelichtingen die lager- en middelbaar opgeleiden geven. De antwoorden zijn als volgt samen te vatten:
- De inhoud: Goede plannen, frisse wind, andere koers. Anders dan wel eens wordt aangenomen gaat het ook deze kiezers vooral om de inhoud. Ze zien grote problemen (immigratie wordt het vaakst genoemd) en willen dat die worden opgelost. Men heeft het idee dat de plannen van de aantredende coalitie het in zich heeft dat te gaan doen. ‘Redelijk goed doordachte plannen met wat er moet gebeuren in Nederland’ zegt een PVV-kiezer.
- Genoeg van ‘polarisatie’ door links. Opvallend fel en talrijk zijn de uithalen naar links – waar naast GL-PvdA en D66, soms ook de VVD toe wordt gerekend. Eindelijk over rechts, alles beter dan links, is de gedachte. ‘Ik ben tegen de polarisatie van extreem links. Hoe Timmermans is gaat mij te ver.’
- Resultante van moeizame onderhandelingen, dus het zal wel lukken. De formatieonderhandelingen waren dermate moeizaam en langdurig, de verschillen die overbrugd moesten worden dermate groot, dat – nu dit gelukt is – men er vertrouwen in heeft dat het dan ook wel wat zal worden. ‘Er is al veel naar elkaar toegebogen dus dat toont aan dat men er voor wil gaan’.
- Eerst zien dan geloven; voordeel van de twijfel. Een variant op nummer 3 wordt gegeven door kiezers die in beginsel positief staan tegenover de nieuwe coalitie, maar de kat nog uit de boom kijken. ‘Het moet eerst nog bewezen worden of ze echt goed samen kunnen werken’, zegt een NSC-kiezer.
- Vertrouwen in PVV en BBB, niet in NSC en VVD. Relatief vaak geven PVV- en BBB-kiezers aan dat ze veel vertrouwen hebben in PVV (vooral in Wilders) en BBB, maar niet in VVD en vooral NSC/Omtzigt. Een PVV-kiezer zegt: ‘Er kunnen ‘Nsb-ers’ tussen zitten, vooral bij de VVD en NSC.’ Het omgekeerde komt overigens ook voor: kiezers die er vertrouwen in hebben, juist omdat VVD en NSC ook meedoen.
Vertrouwen in overheid en kabinet verschillen naar opleiding en politieke voorkeur
In figuur 3 zijn de drie parameters (vertrouwen in de overheid, tevreden met en vertrouwen in nieuw kabinet) weergegeven naar opleiding en politieke voorkeur. Duidelijk is dat lager en middelbaar opgeleiden (nog steeds) minder vertrouwen in de overheid hebben dan hoger opgeleiden, maar onder lager opgeleiden nam dit meer toe dan onder hoger opgeleiden (zoals getoond in figuur 2). Dit komt vooral doordat lager en middelbaar opgeleiden blij zijn met de verkiezingsuitslag en het nieuwe, rechtse kabinet. Het betreft met name kiezers van PVV en BBB, in minder mate NSC en VVD (kiezers van VVD zijn echter relatief hoog opgeleid). Met name PVV- en BBB-kiezers hebben het gevoel (eindelijk) gehoord te worden door de aanstaande coalitiepartijen en men verwacht dat dit kabinet belangrijke problemen gaat oplossen.
Resumerend
De verkiezingen en de vorming van een nieuw kabinet hebben het vertrouwen in de landelijke overheid overall vooralsnog goed gedaan. Niet alleen lager opgeleiden, ook hoger opgeleiden hebben (iets) meer vertrouwen in de overheid gekregen.
Bij lager en middelbaar opgeleiden is dat voor een belangrijk deel te verklaren uit de politieke omslag: er komt een ander, rechtser kabinet, waar lager en middelbaar opgeleiden zich goed in herkennen en veel van verwachten. Zo bezien kan dit kabinet ‘automatisch’ het algehele vertrouwen in de overheid omhoog duwen.
Hoger opgeleiden zijn overwegend ontevreden met het nieuwe kabinet, maar dit heeft geen negatieve invloed op hun vertrouwen in de overheid. Ook onder hen nam het vertrouwen nog iets toe. Dat is enerzijds te verklaren uit de geruststelling dat het democratisch systeem, de checks and balances, functioneert. Voor een deel zal dit ook verklaard kunnen worden uit het feit dat ook een deel van de hoger opgeleiden achter het beleid staat. Maar dit is op basis van deze analyse niet overtuigend bewezen. Of het vertrouwen in de overheid standhoudt of zelfs nog omhoog gaat zal afhangen van het antwoord op de vraag: gaat het kabinet de hooggespannen verwachtingen inlossen?
Onderzoeksverantwoording
De laatste meting waar deze analyse op gebaseerd is vond plaats van vrijdagmiddag 14 tot maandagochtend 17 juni. In totaal werkten 1.979 Nederlanders van 18 jaar of ouder mee aan dit onderzoek. De steekproef is grotendeels getrokken in het I&O Research Panel. 97 respondenten deden mee via PanelClix. De onderzoeksresultaten zijn gewogen op geslacht, leeftijd, regio, opleidingsniveau en stemgedrag bij de Tweede Kamerverkiezingen in november 2023. De weging is uitgevoerd conform de richtlijnen van de Gouden Standaard (CBS). Hiermee is de steekproef representatief voor de kiesgerechtigde Nederlandse inwoners (18+), voor wat betreft deze achtergrondkenmerken. De andere metingen waaraan gerefereerd wordt zijn in grote lijnen op dezelfde manier uitgevoerd. Dus: steekproef circa n=2000, steekproefbasis I&O Research Panel, klein deel PanelClix.
Bij onderzoek is er sprake van een betrouwbaarheidsinterval en onnauwkeurigheidsmarges. In dit onderzoek gaan we uit van een betrouwbaarheid van 95 procent. Bij een steekproef van n=2.000 en een uitkomst van 50 procent is er sprake van een foutmarge van plus of min 2,2 procent.
Peter Kanne
Senior onderzoeksadviseur