Vuurwerkverbod stemt meestal tot tevredenheid
De afgelopen twee jaar was het particulier afsteken van vuurwerk rondom de jaarwisseling verboden. Dit was een gevolg van het feit dat de zorg al overbelast was vanwege de vele coronapatiënten. Slachtoffers van vuurwerk zouden daarom niet (optimaal) behandeld kunnen worden. Momenteel is de impact van corona op de zorg minder groot waardoor dit jaar niet is overgegaan tot een landelijk verbod. Wel zijn er twaalf gemeenten die zelf een algeheel verbod hebben aangekondigd. Daarnaast hebben veel gemeenten vuurwerkvrije zones aangewezen.
Net als de voorgaande jaren peilden wij in opdracht van Binnenlands Bestuur of de Nederlandse bevolking van plan is om vuurwerk af te gaan steken deze jaarwisseling, wat zij weten van het beleid in hun gemeente en wat zij vinden van een eventueel verbod.
Klein deel voornemens om vuurwerk af te steken
Elf procent van de Nederlandse bevolking zegt deze jaarwisseling zeker of waarschijnlijk vuurwerk af te gaan steken. Dat is net zoveel als vorig jaar.[1] Driekwart (74%) van de Nederlanders zegt nu (bijna) nooit vuurwerk af te steken. In 2020 betrof dit nog 67 procent van de bevolking.
Vuurwerk vooral populair in Noord- en Oost-Nederland
Vorig jaar signaleerden we dat het afsteken van vuurwerk sterk regionaal gebonden is. In het oosten en noorden van het land is het afsteken van vuurwerk een stuk gangbaarder dan in de rest van het land. Ook dit jaar is dat het geval. In Noord-Nederland is 17 procent van plan vuurwerk af te steken. Datzelfde geldt voor 15 procent van Oost-Nederland.
Inwoners dikwijls op de hoogte van verbod
In twaalf gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Schiedam, Haarlem, Bloemendaal, Heemstede, Apeldoorn, Nijmegen, Heumen, Mook en Middelaar, Soest en Utrechtse Heuvelrug) is sprake van een algeheel vuurwerkverbod.
Inwoners van deze gemeenten weten doorgaans dat hier sprake van is. Ruim een derde (37%) zegt dat het volledig verboden is om vuurwerk af te steken terwijl 35 procent denkt dat het grotendeels verboden is. Voor beide antwoorden valt wat te zeggen omdat de gemeenten reppen over een algeheel verbod maar fop- en schertsvuurwerk wel toestaan. Een kwart (24%) van de inwoners uit deze gemeenten zegt het niet te weten terwijl vier procent denkt dat het is toegestaan om vuurwerk af te steken.
Inwoners van gemeenten zonder verbod zeggen niet vaak (in 17% van de gevallen wel) dat er sprake is van een verbod. De helft heeft geen idee. De rest denkt of weet dat het toegestaan is.
Hoe strenger (de perceptie van) de regels, hoe positiever de bevolking
Nederlanders die denken (soms is dit niet in overeenstemming met de werkelijkheid) dat het afsteken van vuurwerk volledig is verboden in hun gemeente zijn hier doorgaans positief (60%) over. Nog eens 30 procent noemt het acceptabel, al dan niet onder voorwaarden. Een tiende vindt het volledige verbod onacceptabel.
Nederlanders die in de veronderstelling verkeren dat het afsteken van vuurwerk in hun gemeente volledig is toegestaan zijn hier een stuk minder tevreden over. Een op vijf (19%) is positief. De helft (49%) noemt het acceptabel (onder voorwaarden), terwijl drie op tien het toestaan onacceptabel vinden.
Over het algemeen lijkt dus te gelden: hoe strenger de perceptie van de regels is, hoe groter het draagvlak onder de bevolking.
Meer vuurwerk in gemeenten mét verbod vanwege jonge bevolking
Toch zien we dat inwoners van gemeenten met een verbod vaker voornemens zijn vuurwerk af te steken. Tien procent van deze populatie gaat zeker vuurwerk afsteken tegenover vijf procent van de bevolking van de gemeenten zonder verbod. Het is echter niet zo dat het verbod een averechts effect heeft.
De twaalf gemeenten met een verbod hebben namelijk een relatief jonge bevolking en jongeren steken veel vaker vuurwerk af dan de gemiddelde Nederlander.
Onderstaande tabel laat zien dat jongeren (tot 34 jaar) in gemeenten met een verbod even vaak van plan zijn om vuurwerk af te steken dan jongeren uit andere gemeenten.
Daarnaast is het zo dat deze gemeenten over zijn gegaan tot een verbod omdat het afsteken van vuurwerk hier eerder overlast opleverde. Met andere woorden: in gemeenten waar überhaupt weinig vuurwerk wordt afgestoken is waarschijnlijk niet overgegaan op een verbod.
Draagvlak voor verbod op particulier vuurwerk onveranderd groot
Het draagvlak voor een verbod op het afsteken van vuurwerk door particulieren is sinds 2015 sterk gestegen. Destijds was de helft (49%) van de bevolking voor een verbod. Inmiddels is dat 65 procent. De afgelopen twee jaar is het draagvlak niet verder gestegen. Dat geldt ook voor het deel van de Nederlanders (67%) dat pleit voor een centrale vuurwerkshow en het deel dat het afsteken van vuurwerk (42%) als een mooie traditie ziet.
Voorstanders willen traditie behouden
Aan alle respondenten stelden we de volgende vraag: “Kunt u omschrijven wat uw mening over het afsteken van vuurwerk met oud & nieuw is?” Voorstanders zijn dikwijls gehecht aan de traditie en vinden dat het er ‘nu eenmaal bij hoort’. Een deel van de voorstanders verbindt specifieke voorwaarden aan het toelaten van vuurwerk zoals het soort vuurwerk (doorgaans sier) en het moment waarop het gebeurt (alleen rondom de jaarwisseling).
“Een leuke traditie die moet blijven bestaan. Er gaan al zoveel tradities verloren.”
“Is een traditie. Hoe meer de overheid er tegenin gaat hoe meer het leeft en wordt afgestoken. De betutteling vanuit de overheid is veels te groot.”
“Gewoon normaal vuurwerk ( sier) moet kunnen….de knallen hoeven van mij absoluut niet.”
Tegenstanders wijzen op schade
Tegenstanders van vuurwerk vinden dat het te veel schade berokkent aan het milieu, aan het welzijn en de gezondheid van mens en dier, en aan de leefomgeving. Ook zijn veel tegenstanders van mening dat het een geld verspillende bezigheid is.
“Het is slecht voor het milieu, een drama voor de huisdieren, geeft veel vernieling en onrust.”
“Geldverspilling en het leidt tot veel schade aan andermans eigendommen en de leefomgeving.”
“Vervuilend, slecht voor de dieren, risico van ongelukken en te gebruiken als explosief.”
Onderzoeksverantwoording
Dit onderzoek vond plaats van vrijdagmiddag 9 tot maandagochtend 12 december 2022. Er werkten in totaal 1.125 Nederlanders van 18 jaar of ouder mee aan dit onderzoek. Het grootste deel hiervan is afkomstig uit het I&O Research Panel en 70 respondenten vulden de vragenlijst in via het panel van PanelClix. De onderzoeksresultaten zijn gewogen op geslacht, leeftijd, regio, opleidingsniveau en stemgedrag bij de Tweede Kamerverkiezingen in maart 2021. De weging is uitgevoerd conform de richtlijnen van de Gouden Standaard. Hiermee is de steekproef representatief voor de kiesgerechtigde Nederlandse inwoners (18+), voor wat betreft deze achtergrondkenmerken.
[1] In 2021 vond dit onderzoek plaats voordat het kabinet een landelijk verbod afkondigde.
Asher van der Schelde
Onderzoeker