Prinsjesdagonderzoek 2024: Politiek vertrouwen toegenomen, economisch pessimisme daalt
In het jaarlijkse Prinsjesdagonderzoek, uitgevoerd door Ipsos I&O in opdracht van de NOS, schetsen wij de publieke opinie op het gebied van economie en politiek. Wat zijn de publieke percepties van de economische situatie in Nederland? Hoe is het gesteld met het vertrouwen in de politiek? Naast deze ontwikkelingen, die wij door de tijd volgen, staan we in het onderzoek ook stil bij enkele actuele politieke vraagstukken. Dit jaar onderzoek we bijvoorbeeld de verwachtingen die Nederlanders van het nieuwe kabinet hebben op enkele belangrijke beleidsdossiers.
Daling economisch pessimisme betekent nog geen optimisme
Nederlanders zijn minder pessimistisch dan voorgaande jaren, maar dat maakt (vooralsnog) geen plaats voor optimisme. Nederlanders zijn in 2024 net zo optimistisch (19%) als in 2023. Het pessimisme neemt wél af. Vergeleken met 2023 vinden minder Nederlanders dat het alles bij elkaar genomen de slechte kant op gaat met het land (gedaald van 72% naar 57%).
Als we specifiek inzoomen op de economische verwachtingen, zien we eenzelfde patroon. Het optimisme over de Nederlandse economie neemt niet toe (2024: 10%; 2023: 12%), terwijl het pessimisme afneemt: van 44 procent in 2023 naar 37 procent in 2024. Ook omtrent de eigen financiële situatie neemt het pessimisme af. Een kwart (24%) verwacht dat deze komend jaar verslechtert, waar dat nog drie tiende (30%) was in 2023.
Het afnemend economische pessimisme valt mogelijk te verklaren doordat Nederlanders vaker goed kunnen rondkomen. Zes op de tien kunnen goed rondkomen. Hiermee ligt het aandeel hoger dan in 2023 (51%) en is het weer op het niveau van voor de energiecrisis – met daarop resulterende oplopende energieprijzen en inflatie – van 2022.
Eén op tien blijft het financieel moeilijk houden
Doordat Nederlanders vaker goed kunnen rondkomen, is het niet verrassend dat ze minder vaak dan in 2023 aangeven afgelopen jaar te hebben bezuinigd of dat komend jaar van plan zijn te gaan doen.
Ondanks deze voorzichtige verbetering in economisch sentiment, is er ook een groep die structureel (net) niet rond kan komen. Deze groep – die zo’n 10 procent van de Nederlanders behelst – lijkt ongevoelig voor economische voorspoed of crises en bestaat bovengemiddeld vaak uit jongeren (18-34 jaar).
Met name laag- en middelbaaropgeleide Nederlanders hebben meer vertrouwen in politiek
Vier op de tien Nederlanders (44%) hebben vertrouwen in de landelijke politiek, waar dit in 2023 op 33 procent lag. Tegelijkertijd heeft ongeveer de helft van de bevolking (heel) weinig vertrouwen in de politiek, al ligt dit aandeel ook lager dan in 2023 (63%).
Eveneens vier op de tien Nederlanders (42%) hebben vertrouwen in het huidige kabinet; in 2023 had 24 procent vertrouwen in het destijdse demissionaire kabinet.
Deze toename van vertrouwen in de landelijke politiek komt voornamelijk door een stijging onder laag- en middelbaaropgeleiden. Onder hoogopgeleiden is er geen verschil ten opzichte van 2023, wat de vertrouwensniveaus tussen de drie opleidingsniveaus dichter bij elkaar brengt.
Rechtse kiezers – en dan met name kiezers van de coalitiepartijen – hebben vaker vertrouwen in de landelijke politiek. Opvallend is dat PVV-stemmers verdeeld zijn: de helft heeft vertrouwen, terwijl de andere helft dat niet heeft.
Kiezers zijn sterk verdeeld in vertrouwen met betrekking tot de koers van het nieuwe kabinet op het gebied van asiel en migratie. Het vertrouwen is met name bij kiezers van coalitiepartijen aanwezig, linkse kiezers hebben hier nauwelijks vertrouwen in.
Wat betreft het stikstofbeleid, is er onder geen enkele partij een meerderheid die vertrouwen heeft in de koers die het nieuwe kabinet gaat varen. Onder de coalitiepartijen hebben de BBB, PVV en VVD het meeste vertrouwen in het beleid, terwijl onder NSC’ers een meerderheid hier (heel) weinig vertrouwen in heeft.
Download hier het volledige rapport
Onderzoeksverantwoording
De gegevens in dit rapport zijn gebaseerd op onlineonderzoek van Ipsos I&O onder een representatieve steekproef van 2.208 stemgerechtigde Nederlanders. De steekproef is grotendeels getrokken in het I&O Research Panel. Een deel (n=213) deed mee via PanelClix. Dit zijn voornamelijk laag- en middelbaar opgeleiden en Nederlanders met een migratieachtergrond.
Eerdere onderzoeken werden uitgevoerd via het Ipsos iSay-panel. Om eventuele verschillen tussen het Ipsos iSay-panel en I&O Research Panel in kaart te brengen, hebben we analyses uitgevoerd op beide panels. Hieruit blijkt dat de verschillen minimaal zijn.
Afwijkingen tussen de samenstelling van de steekproef en de samenstelling van de Nederlandse stemgerechtigde bevolking op de kenmerken leeftijd, geslacht, opleiding, regio en stemgedrag bij de laatste landelijke verkiezingen (de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023) zijn door middel van een weging gecorrigeerd. De onnauwkeurigheidsmarges bij dit onderzoek (uitgaande van een betrouwbaarheidsinterval van 95%) lopen uiteen van ongeveer 1 procent tot ongeveer 3 procent. De gegevens zijn verzameld van vrijdag 13 september tot en met maandag 16 september 2024. Kleine partijen worden vanwege het lage aantal waarnemingen niet getoond in de resultaten.
Maren Hekkema
Onderzoeker
Sander Nieuwkerk
Onderzoeksmanager