Kiezers nu linkser en minder conservatief dan in 2010

Uit herhaalonderzoek van I&O-onderzoeker Peter Kanne blijkt dat Nederlandse kiezers nu – enkele maanden voor de Tweede Kamerverkiezingen van maart – niet alleen hopen op linkser beleid (sociaaleconomisch) van een volgende regering, maar ook minder conservatief beleid (sociaal-cultureel). In 2010 wilde (en kreeg) de kiezer een conservatieve correctie. Nu wil de kiezer een links-progressieve correctie.
09 januari 2021 | Peter Kanne | #democratie #politiek #verkiezingen

Kabinet Rutte I (2010): conservatieve correctie

Na de verkiezingen van 2010 trad het kabinet Rutte I, de gedoogconstructie van VVD, CDA en PVV, aan. Hoewel het regeerakkoord en beleid van Rutte I goed samenvatte wat de drie partijen in hun programma’s hadden beloofd, was dit beleid veel rechtser dan wat de kiezers wilden. Het beleid van Rutte I kwam niet uit de lucht vallen. Het kan gezien worden als een conservatieve correctie op de progressieve, internationaal georiënteerde politiek van de decennia die hieraan voorafgingen. In zijn boek “Gedoogdemocratie” schreef Peter Kanne in 2011: ‘Sociaaleconomisch hebben de kiezers zich knollen voor citroenen laten verkopen. Sociaal-cultureel is het regeerakkoord bovendien beduidend conservatiever dan de opvattingen van VVD- en CDA-kiezers.’
Nederland leek zich ‘als een oester te sluiten’, zoals Volkskrant-journalist Arie Elshout het uitdrukte. ‘… politiek en militair hebben we de terugtocht ingezet’. Een beweging ‘die breed gedragen wordt, van PVV tot PvdA, van links tot rechts’.

Eind 2020: de oester opent zich, kiezer wil links-progressieve correctie

Eind 2016 – drie maanden voor de verkiezingen van 2017 – bleek al uit ons onderzoek dat een meerderheid van de kiezers veel sociaaleconomisch maatregelen van de eerste twee kabinetten Rutte graag terug zouden draaien.
Nu (eind 2020, wederom drie maanden voor de verkiezingen) blijkt dat deze trend zich doorzet. De kiezer is echter niet alleen anders gaan denken over sociaaleconomische kwesties, maar ook over veel sociaal-culturele kwesties.
Gemiddeld denkt de kiezer nog steeds links-conservatief, maar nog iets linkser dan vier jaar geleden en duidelijk minder conservatief dan tien jaar geleden. Kiezers willen – zou je kunnen zeggen – een links-progressieve correctie met meer oog voor de wereld buiten Nederland. De oester opent zich voorzichtig.

Sociaal-culturele kloof groter geworden

In onderstaand figuur zijn de posities van kiezers anno nu weergegeven op basis van hun scores op 32 stellingen, in vergelijking met deze posities in 2010. Voor de gemiddelde kiezer (NL) en voor kiezers van alle partijen (met uitzondering van de PVV-kiezer), zien we een beweging richting links-progressief.
In de figuur is te zien dat kiezers van verschillende partijen op de links-rechtsschaal vrij dicht bij elkaar zitten. De verschillen op de sociaal-culturele as zijn beduidend groter en deze verschillen zijn in tien jaar tijd groter geworden, terwijl de sociaaleconomische verschillen tussen de achterbannen niet toenamen (allemaal schuiven ze – iets – naar links).
Kiezers van bijna alle politieke partijen veranderden de afgelopen tien jaar gemiddeld van positie (linkser, minder conservatief), met uitzondering van de PVV-kiezer die slechts een fractie linkser en een fractie minder conservatief werd (met FvD als het nog iets conservatiever alternatief). 

Linkser

Dat kiezers linkser denken komt onder andere doordat ze nu in ruime meerderheid tegen marktwerking in de publieke sector zijn, liever een basisbeurs willen i.p.v. een leenstelsel, de AOW-leeftijd omlaag willen. Er is nog steeds ruime steun voor nivelleringsmaatregelen.
In 2010 was dat allemaal veel minder (dan wel meer) het geval.
Bovendien is het klimaat een veel belangrijker electoraal thema geworden. De steun voor klimaatmaatregelen nam toe én het klimaat verdeelt het electoraat nu veel sterker dan in 2010.

Minder conservatief

Onder de sociaal-culturele dimensie verstaan we de verzameling van kwesties die niet direct draaien om geld, economie of verdelingsvraagstukken, maar wel om veiligheid, immigratie, integratie, Europa, buitenlandpolitiek, veiligheid en kunst en cultuur.
Kiezers denken gemiddeld nog steeds relatief conservatief, maar minder dan in 2010. Dit is bijvoorbeeld te zien aan hoe ze denken over de Europese Unie: Nederlanders vinden weliswaar dat de EU te veel macht heeft, maar het aandeel dat vindt dat de Nederlandse financiële bijdrage aan de EU omlaag moet, daalde van 65 naar 42 procent. Slechts 15 procent zou terug willen naar de gulden.
Nog steeds zijn meer mensen het eens (49%) met de stelling “Het aantal arbeidsmigranten uit Oost-Europa moet worden beperkt, om de banen van Nederlandse werknemers te beschermen” dan oneens (21%). Maar dat is duidelijk minder dan in 2010, toen was 64 procent het hier nog mee eens en 13 procent oneens.
En in 2010 vonden nog bijna zes op tien kiezers dat op ontwikkelingssamenwerking mocht worden bezuinigd (wat in het eerste kabinet Rutte ook gebeurde). Inmiddels vindt nog 34 procent dat hierop mag worden bezuinigd. 
Een meerderheid (59%) vindt nog steeds dat “moslims en mensen met een migratieachtergrond zich volledig moeten aanpassen aan de Nederlandse manier van leven”, maar in 2010 was dat nog 67 procent.

Uitgemaakte zaak: het moet socialer

Wat worden de strijdpunten in de campagne van 2021? In de verkiezingsprogramma’s is een trits aan voorstellen te lezen die bij voorbaat ongeschikt lijken voor politieke strijd. Niet omdat ze niet relevant zijn, maar omdat zo’n beetje iedereen het erover eens is. Het zijn vooral sociaaleconomische kwesties. Om er een paar te noemen: een hoger minimumloon, hoger salaris voor werknemers in de publieke sector, meer betaalbare woningen, kilometerbeprijzing in plaats van meer asfalt, minder marktwerking in de publieke sector, herinvoering van een vorm van basisbeurs. Over de precieze invulling zijn kiezers en partijen het wellicht niet helemaal eens, maar daar gaan de kandidaat-regeringspartijen straks wel uitkomen. Dat het land ‘socialer’ moet worden, daar zijn kiezers van alle partijen het over eens.

Polariserende kwesties: klimaat, immigratie en de EU

Als we willen zien waar partijen en kiezers anders denken, moeten we kijken naar de sociaal-culturele (niet-sociaaleconomische) onderwerpen als immigratie, integratie, ontwikkelingssamenwerking en EU. En naar klimaat en duurzaamheid.

Wat – in vergelijking met tien jaar geleden – opvalt, is dat de kwesties waarover kiezers en politieke partijen wezenlijk anders denken een soort herverkaveling hebben ondergaan:

  • Sociaaleconomisch nemen kiezers van alle politieke partijen linkse posities in;
  • Klimaat: kiezers van PVV, SGP en FvD zien het probleem niet zo of maken zich zorgen over de betaalbaarheid van maatregelen. Kiezers van andere partijen willen stevige klimaatmaatregelen of staan er neutraal in;
  • Immigratie en internationale politiek: kiezers van PVV, SGP en FvD volharden in anti-immigratie en nationalistische standpunten, VVD-, CDA- en andere kiezers zijn gematigder geworden;
  • Ethisch en religieus: SGP-kiezers houden vast aan orthodoxe standpunten, CU-kiezers zijn liberaler.  

Sociaal-culturele kloof tussen elite, partijen en het kiezersvolk?

Nu de meeste verkiezingsprogramma’s voor 2021 zijn verschenen, is het duidelijk dat ook de Nederlandse politieke partijen in de aanloop naar de verkiezingen van maart 2021 opschuiven naar links. In een democratie is er altijd sprake van een wisselwerking – een spel van vraag en aanbod – tussen kiezers en politiek. Politieke partijen lijken de sociaaleconomische behoeften van kiezers te hebben begrepen en te hebben vertaald naar hun plannen voor de periode 2021-2025. “Rechts schuift naar links, maar alleen sociaaleconomisch”, schreef NRC op 22 november na bestudering van de programma’s van VVD, CDA, D66, PvdA, GroenLinks en SP.

Het blijkt een breder maatschappelijk fenomeen. Ook de bestuurlijke elite schuift naar links. Op basis van onderzoek dat I&O Research in de 2de helft van 2020 uitvoerde voor de Volkskrant onder de Bestuurlijke elite concludeerden we: “De Nederlandse bestuurlijke elite plaatst zichzelf vaker op de sociaaleconomische linker- dan rechterflank. Er is sprake van een sterke verschuiving naar links wat betreft sociaaleconomische onderwerpen.”
Maar ook: “In vergelijking met de kiezers is de culturele kloof groot.” De bestuurlijke elite wil – mede onder invloed van de coronacrisis – een maatschappelijke reset, een meer inclusieve en duurzame samenleving, met een afnemende kloof tussen arm en rijk.

Het is de vraag of de politieke elite en politieke partijen (veelal gevoed door die bestuurlijke elite) goed doorhebben wat kiezers sociaal-cultureel willen.
Kiezers van PVV, SGP en FvD volharden in conservatieve en nationalistische standpunten. Kiezers van de andere partijen – ook de VVD- en CDA- kiezers – staan er anno 2021 beduidend minder conservatief in. Hebben politieke partijen in de gaten dat kiezers nu een progressieve correctie willen?

Verantwoording

Op basis van 32 stellingen – die ik ten dele ook in 2010 en 2016 voorlegde, elke keer drie tot zes maanden voor de verkiezingen – laat ik in dit rapport  zien hoe de kiezer (tien jaar na het gedoogkabinet van VVD, CDA en PVV) anders is gaan denken over inkomen, marktwerking, woningmarkt, klimaat, mobiliteit, immigratie, de rol van Nederland in de wereld, ethische kwesties, kunst & cultuur en andere onderwerpen waar de verkiezingen van 2021 over zullen gaan.

Onderzoek december 2020

Dit onderzoek vond plaats van vrijdagavond 11 december tot maandagochtend 14 december 2020, drie maanden voor de verkiezingen.
Er werkten in totaal 1.293 Nederlanders van 18 jaar of ouder aan mee. De onderzoeksresultaten zijn gewogen op geslacht, leeftijd, regio, opleidingsniveau en stemgedrag bij de Tweede Kamerverkiezingen in maart 2017. De weging is uitgevoerd conform de richtlijnen van de Gouden Standaard. Hiermee is de steekproef representatief voor de kiesgerechtigde Nederlandse inwoners (18+), voor wat betreft deze achtergrondkenmerken.

De aantallen per partij zijn voor PvdD, SGP en FvD indicatief (< 50 waarnemingen).

Onderzoek september 2016

In 2016 werd het onderzoek circa een half jaar voor de verkiezingen uitgevoerd: van 9 tot 12 september 2016. Aan dit onderzoek namen 1.456 Nederlanders van 18 jaar en ouder deel. Het grootste deel van de deelnemers is afkomstig uit het I&O Research Panel (93%). De overige deelnemers (7%) waren via PanelClix benaderd voor dit onderzoek.
De onderzoeksresultaten waren na herweging op geslacht, leeftijd, provincie en stemgedrag bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 representatief voor alle Nederlandse inwoners (18+), wat deze achtergrondkenmerken betreft.

Onderzoek stellingen 2010

In 2010 werd het onderzoek twee maanden voor de verkiezingen uitgevoerd . De stellingen werden in 2010 door TNS NIPO voorgelegd aan een steekproef van n = 744 ten behoeve van het boek van Peter Kanne “Gedoogdemocratie. Heeft stemmen eigenlijk wel zin?” (Meulenhoff, 2011). Veldwerkperiode 22 t/m 27 april 2010.

We vertellen u graag nog veel meer over Ipsos I&O.


Neem contact op

afbeelding

Peter Kanne

Senior onderzoeksadviseur

Willen weten...
Herkent u zich daarin? Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.