De kiezer gaat vooralsnog voor zekerheid, niet voor de inhoud

I&O Kiezersonderzoek i.o.v. de Volkskrant. Oppositiepartijen doen hun best de verkiezingen te laten gaan over onderwerpen waarop ze sterk zijn, maar de coronacrisis ligt als een versluierende deken over de inhoudelijke thema’s. De partijen die – in de ogen van de kiezers – (kunnen) zorgen voor een stabiel bestuur en een premierwaardige lijsttrekker in de aanbieding hebben, mogen rekenen op de gunst van de kiezer.
13 februari 2021 | Peter Kanne & Milan Driessen | #armoede #democratie #politiek #verkiezingen #zetelpeiling

Met nog vijf weken te gaan tot aan de verkiezingen zit er opvallend weinig beweging in het electorale peloton. De VVD gaat fier aan kop (met 43 zetels), PVV en CDA volgen op afstand (met elk 19 zetels) en daar weer achter een groep partijen (PvdA, D66, GroenLinks en SP – met 13 tot 11 zetels) die steeds verder achterop raakt. Hoe is dit te verklaren?
Bij deze “corona-verkiezingen” zijn twee stemmotieven doorslaggevend: de partij moet (kunnen) zorgen voor een stabiel bestuur en de lijsttrekker moet vertrouwen wekken, als mogelijk volgende premier. De partijen die hier goed op scoren staan op winst (VVD, ChristenUnie) of op zijn minst niet op verlies (CDA). Voor de PVV geldt beide weliswaar niet, maar de partij van Wilders (en Wilders zelf) komt het best uit de verf in de oppositie. Dit blijkt uit onderzoek van I&O Research in opdracht van de Volkskrant.

Als we kiezers vragen aan welke onderwerpen politieke partijen extra aandacht moeten besteden komen gezondheidszorg, de woningmarkt (betaalbare woningen) en het klimaat als belangrijkste thema’s naar voren. Maar daar lijken deze verkiezingen vooralsnog maar zijdelings over te gaan.
De aanpak van de coronacrisis wordt met 21 procent ‘slechts’ als vierde genoemd, maar de coronacrisis ligt als een versluierende deken over alle thema’s heen. Het gaat de kiezers niet per se gaat om de aanpak van de coronacrisis (dat daar veel misgaat zien ze ook wel, maar “het kabinet doet zijn best”), het gaat ze om de vraag aan wie ze het leiderschap in deze crisis toevertrouwen. Kiezers laten hun stem nu ook meer afhangen van de lijsttrekker dan voor de coronacrisis. Dat de bijbehorende partij inhoudelijk misschien niet één-op-één uitdraagt wat de kiezer denkt, wordt op de koop toe genomen.
In deze samenvatting nemen we de grootste partijen door op deze punten.

 VVD: volkspartij die – met staatsman Rutte – rust en stabiliteit biedt

De VVD – Volkspartij voor Vrijheid en Democratie – voldoet aan zo goed als alle voorwaarden en is momenteel de enige partij die zich met recht volkspartij mag noemen: van jong tot oud, mannen en vrouwen, van oost tot west, in de stad en op het platteland, de partij haalt stemmen in alle lagen van de bevolking. De VVD spreekt de hogere inkomens en hoger opgeleiden meer aan dan armere mensen en lager opgeleiden, maar ook in de lagere welstandsklassen is de VVD de grootste partij.
De VVD en Mark Rutte krijgen lof voor de manier waarop ze het land door de coronacrisis loodsen. VVD-kiezers uit 2017 zijn zeer tevreden over de prestaties van Rutte III. Dat komt ook door het krediet dat is opgebouwd in de kabinetten Rutte I en II, waar met bezuinigingen een solide financiële basis is gelegd voor de diepe zakken die Nederland nu soelaas bieden in deze crisis. En door het bieden van stabiliteit, de manier waarop Rutte de partijen – en het land – bij elkaar houdt in tijden van versplintering en polarisatie. De Toeslagenaffaire heeft nooit echt weerslag gehad op Rutte of de VVD.
Mark Rutte is sowieso de troef die de VVD een meer dan goede uitgangspositie geeft. Al dalen zijn waarderingscijfers iets, op alle leiderskwaliteiten scoort hij (veel) beter dan de concurrentie. Zijn belangrijkste prestatie is dat hij door maar liefst 63 procent van de kiezers gezien wordt als een betrouwbare premier. Bijna de helft (46%) denkt dat hij begrijpt wat er leeft onder gewone mensen.  Een bovengemiddelde score, al doet met name Lilian Marijnissen het hier beter (55%).
Tenslotte, ook als de inhoud alsnog gaat prevaleren heeft de VVD de beste kaarten. De VVD is issue owner op vijf belangrijke onderwerpen: economie, aanpak van de coronacrisis, werkgelegenheid, overheidsfinanciën en veiligheid (gedeeld met PVV).

CDA: belangrijke uitdager van de VVD, maar weinig profiel

Het CDA kan in potentie de belangrijkste uitdager van de VVD worden, maar heeft beduidend minder goede papieren en moet de gooi naar de macht doen aan de zijde van haar belangrijkste opponent, een schier onmogelijke opdracht.
Wopke Hoekstra is de enige lijsttrekker die in het kielzog van Rutte blijft als “betrouwbare premierskandidaat” (48% ziet hem zo). Hij wordt gezien als een echte leider en als iemand die een goede visie heeft op waar het met Nederland naartoe moet, maar niet veel mensen denken dat hij begrijpt wat er leeft onder gewone mensen.
Het CDA wordt – net als de VVD – door haar achterban zeer gewaardeerd om haar bijdrage aan het stabiele bestuur van Nederland in crisistijd. Maar de partij heeft weinig inhoudelijk profiel: ze is alleen issue owner op het thema “normen en waarden”, niet het belangrijkste electorale onderwerp. Verder wordt het CDA in redelijke mate gezien als een partij met goede oplossingen voor de economie, overheidsfinanciën en werkgelegenheid – achter de VVD.
Enerzijds prettig voor een partij die hoogstwaarschijnlijk ook in een volgend kabinet met de VVD plaats zal nemen. De partij is ook de favoriete formatiepartner van de kiezers, al is ze dat maar voor 35 procent van de kiezers. Vooral kiezers van VVD, CU en SGP zien het CDA als ideale coalitiegenoot voor hun eigen partij.
Anderzijds zal het voor Wopke Hoekstra lastig worden een passende strategie te vinden om de man in wiens schaduw hij de coronacrisis bestrijdt – Mark Rutte – effectief uit te dagen. Met name als het CDA na de verkiezingen opnieuw aanschuift bij een kabinet onder zijn leiding.

PVV: gearriveerde oppositiepartij met nuttige democratische functie

Met de PVV is iets merkwaardigs aan de hand. De partij van Geert Wilders die er eer in legt zich te presenteren als outsiderpartij, is al 15 jaar een gevestigde waarde, maar dan als oppositiemacht.  Vóór de coronacrisis leek Forum voor Democratie hard op weg om de PVV onderuit te halen, maar dit beeld is volledig gekanteld. Waar Baudet zich voorheen met zijn kritiek op “het partijkartel” presenteerde als meer doordacht en gematigd alternatief voor de PVV, spint Wilders garen bij de radicalere koers van Baudet inzake de coronamaatregelen: de PVV is nu ineens de gematigde stem op rechts (kritisch, maar niet fundamenteel tegen de lijn die het kabinet kiest).
De PVV-kiezers uit 2017 zijn zeer tevreden met het werk van Geert Wilders in de oppositie. PVV-kiezers zijn de afgelopen jaren dan ook tevredener geworden met hoe de democratie functioneert. Op deze manier vervult de PVV – ook als ze niet deelneemt aan de regering – dus een belangrijke democratische functie.
Dat hij niet meedoet in een kabinet wordt hem niet erg aangerekend. Een PVV-kiezer: “Wilders benoemt steeds helder waar de problemen in dit land liggen. Helaas heeft hij alle partijen al bij voorbaat tegen zich.”
Wat zijn die problemen volgens de achterban? Immigratie, terrorismebestrijding, onveiligheid, de dreiging van terrorisme, de manier waarop autochtone Nederlanders en Nederlanders met een migratie-achtergrond met elkaar omgaan. Onderwerpen waarop de PVV issue owner is.
Wilders wordt maar door weinig mensen gezien als een betrouwbare premierskandidaat, maar op het aspect begrijpt wat er leeft onder gewone mensen scoort hij goed (ongeveer even goed als Rutte, Ploumen en Segers, maar minder goed dan Marijnissen). 
Op de PVV wordt – naast de inhoudelijke standpunten – vooral gestemd omdat de partij opkomt voor mensen zoals ik (48%), duidelijk meer dan vier jaar geleden vanwege de standpunten (van 42% naar 61%) en minder dan in 2017 als tegenstem (van 23 naar 11%).

D66: te weinig geprofileerd in Rutte III, stagnerend Kaag-effect

D66 heeft het – na een korte opleving – moeilijk. De partij staat als enige regeringspartij op verlies (van 19 in 2017 naar 12 nu) en het Kaag-effect dat we rond de zomer zagen ebt weg.
Voor D66 is het lastig zich te profileren, nog lastiger dan voor het CDA. In de coronacrisis heeft het – afgezien van Wouter Koolmees – weinig belangrijke spelers (dus minder podium dan Rutte en Hoekstra) en ook anderszins is de partij niet erg zichtbaar. D66 is alleen issue owner op onderwijs, verder wordt D66 – na GroenLinks – nog gezien als een partij met goede oplossingen voor het klimaat.
Van de D66-kiezers uit 2017 is 37 procent tevreden met de bijdrage van hun partij in Rutte III, een kwart is echter teleurgesteld – het meest van de vier coalitieachterbannen. Veel D66-kiezers vonden de partij te onzichtbaar en volgens sommigen iets te veel meegaan in het ‘rechtse’ beleid van Rutte III. Een D66-kiezer uit 2017: “Ik vond dit kabinet toch erg ‘rechts’ overkomen en ik had van D66 toch gehoopt dat zij iets meer druk achter de klimaatagenda konden zetten.”

Bij het aantreden van de nieuwe lijsttrekker leek er even sprake van een bescheiden Kaag-effect, maar dit zet vooralsnog niet door. De waardering voor Sigrid Kaag daalde van een 6,7 in mei vorig jaar naar een 5,5 nu. Alleen de eigen achterban is nog enthousiast over haar, een huidige D66-kiezer: “Een verademing weer een wellevende politica te zien die ook nog een visie en mening heeft en een goed moreel kompas. Bovendien is haar gedrag consistent met wat ze beweert.”
Ze wordt door 32 procent gezien als een betrouwbare premierskandidaat, waarmee ze een vierde plek inneemt achter Rutte, Hoekstra en Segers – maar dit was 37 procent in maart 2020. En op alle andere leiderschapskenmerken scoort ze relatief laag. Na Baudet heeft ze de laagste score op het aspect begrijpt wat er leeft onder gewone mensen en evenmin verwacht men van haar dat ze van Nederland een socialer land zal maken. Kiezers van andere partijen dan D66 noemen haar vaak elitair en afstandelijk.

PvdA: lastige erfenis, maar wel gezien als potentiële bestuurderspartij 

Na het opstappen van Lodewijk Asscher als partijleider en het aantreden van Lilianne Ploumen pakt de partij iets terug van de verloren zetels door de Toeslagenaffaire – maar van een echte opleving is geen sprake (nu 13 zetels).
Van de PvdA-kiezers uit 2017 is 40 procent tevreden en 24 procent teleurgesteld over de prestaties van de PvdA in de oppositie. Een PvdA-kiezer uit 2017: “De koers is te populistisch. Zeker omdat veel maatregelen waar ze nu tegen ageren door hen in de vorige kabinetsperiode zijn doorgevoerd (verhuurderheffing, fraudebestrijding, slecht klimaatbeleid). Daarnaast zijn Ploumen en Asscher niet echt geloofwaardig omdat ze in het vorige kabinet slecht beleid hebben uitgevoerd. Ik zie niet in hoe Ploumen dat nu ineens anders gaat doen.”
Toch maakt Ploumen geen slechte entree. Ze krijgt een 5,5 van de kiezers, een hoger cijfer dan de  andere linkse leiders. En 29 procent ziet in haar een betrouwbare premier, waarmee ze een vijfde plaats inneemt achter Kaag. Bovendien zien kiezers in haar iemand die begrijpt wat er leeft onder gewone mensen en van Nederland een socialer land zal kan maken.  
Wat de PvdA bovendien wel heeft – en Groenlinks en SP niet – is dat de partij (nog steeds) wordt gezien als een partij die kan zorgen voor een stabiel bestuur van Nederland. En de PvdA wordt – na CDA en D66 – het vaakst aangewezen als favoriete coalitiepartner bij een volgende regering.
Inhoudelijk heeft de PvdA een vrij flets profiel. De partij deelt het issue ownerschap op sociale voorzieningen en armoedebestrijding met de SP en scoort op werkgelegenheid – vroeger hét PvdA-thema – een derde plaats achter VVD en CDA. Verder krijgt de PvdA nog wat punten op woningmarkt, maar met 16 procent ontloopt ze de nummer twee – de SP – maar nipt (13%).

GroenLinks: spagaat tussen oppositie en landsbestuur, wachtend op meer klimaaturgentie

GroenLinks dreigt weg te zakken. In maart 2020 stond de partij van Jesse Klaver in onze peiling nog op 17 zetels, nu zijn dat er nog 11. GroenLinks moet het hebben van het klimaat – waarop het overtuigend issue owner is – maar hoewel de kiezers zich hier veel zorgen over zeggen te maken, wil het maar geen drijvend electoraal thema worden. De coronacrisis wordt als urgenter ervaren.   
Zoals gezegd zijn twee stemmotieven doorslaggevend – de partij moet kunnen zorgen voor een stabiel bestuur en de lijsttrekker moet vertrouwen wekken – en op beide punten doet GroenLinks het niet goed.
Jesse Klaver werd vier jaar geleden nog door 38 procent gezien als een mogelijk betrouwbare premierskandidaat, nu is dat nog 23 procent, waarmee hij alleen beter scoort dan Wilders en Baudet. Ook op de andere aspecten wordt Klaver matig gewaardeerd. Zo ziet slechts 17 procent hem als een echte leider en denkt slechts 34 procent dat hij begrijpt wat er onder gewone mensen leeft (Marijnissen: 55%, Ploumen: 43%). 
GroenLinks lijkt zich bovendien in een spagaat te bevinden: is ze een offensieve oppositiepartij of een constructieve – aspirant – bestuurderspartij? Kiezers zien Groenlinks nog steeds niet als bijdragend aan een stabiel bestuur van Nederland, al stelt ze zich toch ongeveer even constructief op als de PvdA. Dat de partij niet heeft deelgenomen aan het Kabinet Rutte III heeft niet bijgedrage aan het beeld van een betrouwbare coalitiepartner. GroenLinks wordt door rechtse kiezers relatief veel genoemd als partij waarmee hun partij hier absoluut niet mee mag gaan regeren: een kwart van de CDA-kiezers en een derde van VVD-achterban ziet niets in samenwerking met GroenLinks.
Maar ook als oppositiepartij krijgt GroenLinks de handen niet echt op elkaar. Eén op drie GL-2017-kiezers is tevreden over de bijdrage van GroenLinks, één op vijf is zelfs teleurgesteld. Het is óf te schreeuwerig, te drammerig, te idealistisch, óf te weinig fel of vasthoudend.
Twee citaten van GL-kiezers uit 2017: 
“Ik vind dat GroenLinks goede punten aan de orde heeft gesteld. Ze hebben gehamerd op het aanpakken van de klimaatcrisis, de stikstofcrisis en de coronacrisis. (…) GroenLinks had af en toe wat feller mogen zijn.”
“Jesse Klaver slaat door/dramt door, maar komt nooit met een goede oplossing.”

SP: veel lof voor Toeslagenaffaire, weinig extra zetels

De SP – met name Renske Leijten – krijgt veel lof voor haar rol in de Toeslagenaffaire, maar het levert de partij geen extra zetels op: de SP schommelt al een jaar tussen de 9 en 11 zetels.
De socialisten delen het issue ownerschap op sociale voorzieningen en armoedebestrijding met de PvdA, maar heeft verder geen opvallende inhoudelijke sterkten. Kiezers zien de gezondheidszorg als het meest urgente verkiezingsthema, maar de partij van Marijnissen is – met 14 procent – geen overtuigend issue owner op dit thema (VVD en CDA doen het net zo goed). In 2012 werd de SP nog door een kleine 30 procent van de kiezers genoemd als de partij die voor de gezondheidszorg ‘de beste oplossing in huis had’, gevolgd door de PvdA met 20%.[1]
Over de SP als oppositiepartij zijn de SP-kiezers uit 2017 niet bijster enthousiast: 36 procent is tevreden, 25 procent teleurgesteld. Al zegt 34 procent van de huidige kiezers wel SP te stemmen omdat de partij “goed oppositie voert” (de beste score na de PVV). Maar ze stemmen vooral op de SP omdat de partij “opkomt voor mensen als ik” (49%). SP-stemmers zijn daarmee minder ideologisch gedreven dan andere de andere linkse kiezersgroepen. Sterker nog, SP-kiezers noemen zich vaker “rechts” dan kiezers van GroenLinks of PvdA. De SP staat voor de lastige taak om een diverse achterban te bedienen: zowel hun linkse kiezers die duurzaamheid en sociale voorzieningen van belang vinden als hun rechtsere kiezers die ook kritisch zijn op het immigratie en veiligheidsbeleid. 

Twee citaten van SP-kiezers uit 2017, beide keren met Renske Leijten in de hoofdrol:
“Een kamerlid van SP heeft samen met kamerlid van CDA de toeslagenaffaire aan het licht gebracht. Over het algemeen heeft de SP voldoende oppositie gevoerd tegen het kabinet.”
“SP is grotendeels onzichtbaar geweest in de oppositie. Enkel Renske Leijten heeft het goed gedaan in de toeslagenaffaire, maar de partij weet dit niet om te zetten in winst. Marijnissen is een zwakke fractieleider.”


Lilian Marijnissen doet het als aanvoerder niet slecht, maar ook niet overtuigend goed. Met een 5,2 zit ze in de middenmoot van alle lijsttrekkers en een bescheiden 23 procent ziet in haar een betrouwbare premier. Slechts 17 procent noemt haar een echte leider. Maar ze haalt de hoogste score op het aspect begrijpt wat er leeft onder gewone mensen (55%) en veel kiezers (44%) denken dat zij van Nederland een socialer land zal maken.  

[1] Geers en Bos 2017.  Zie ook Alyt Damstra (2020). De media als spelverdeler: over partijen, issues en eigenaarschap, S&D 2020/3.

ChristenUnie: toonbeeld van stabiliteit en “tel je zegeningen” 

De ChristenUnie is zélf een toonbeeld van stabiliteit. Stabiel in de peiling – 6 of 7 zetels – en de lijsttrekker wordt eveneens al jaren als een van de beste gewaardeerd. Het mag een bijzonderheid heten dat de leider van de op zeven na grootste partij (amper 5% stemt CU) de op twee na meest vertrouwde premier-kandidaat levert: Gert-Jan Segers wordt door 44 procent gezien als een betrouwbare minister-president. Ook op de aspecten begrijpt wat er leeft onder gewone mensen (42%) en zal van Nederland een socialer land zal maken (37%) scoort Segers bovengemiddeld.  
De CU-kiezers uit 2017 zijn – na de VVD-kiezers – het meest tevreden over wat de partij gepresteerd heeft (81 procent van de CU-kiezers is tevreden over de bijdrage van de partij in het kabinet Rutte II, slechts 5 procent is teleurgesteld) en zijn in maar liefst 77 procent van de gevallen van plan opnieuw op deze partij te gaan stemmen.
De CU-kiezers zijn net zo bescheiden en realistisch als de partij en haar leider, ze realiseren zich dat de partij de junior-partner is in een coalitie met vier partijen en dat hij of zij zijn zegeningen moet tellen. De uitdrukking “water bij de wijn doen” wordt veelvuldig gebezigd. Of, zoals een CU-kiezer uit 2017 het uitdrukt:
“Ze hebben hun waarden en normen gehouden en niet overboord gegooid en toch ook constructief meegewerkt. Voor een kleine partij hebben ze wel veel bereikt en ook goede compromissen gesloten.”

Verantwoording

Dit onderzoek vond plaats van vrijdagmiddag 29 januari tot dinsdagochtend 2 februari 2021.
Er werkten in totaal 2.199 Nederlanders van 18 jaar of ouder mee aan dit onderzoek. De onderzoeksresultaten zijn gewogen op geslacht, leeftijd, regio, opleidingsniveau en stemgedrag bij de Tweede Kamerverkiezingen van maart 2017. De weging is uitgevoerd conform de richtlijnen van de Gouden Standaard (CBS).
Hiermee is de steekproef representatief voor de kiesgerechtigde Nederlandse inwoners (18+), voor wat betreft deze achtergrondkenmerken.
Het grootste deel van de deelnemers (2.017) is afkomstig uit het I&O Research Panel. Daarnaast vulden 182 Nederlanders de vragenlijst in via het panel van PanelClix. Dit waren grotendeels Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond.

Voor meer informatie over de methode en onze manier van onderzoek doen, lees ook:
Veel gestelde vragen bij opinie- en draagvlakonderzoek

Het gehele rapport

Download hier het volledige rapport (pdf).

We vertellen u graag nog veel meer over Ipsos I&O.


Neem contact op

afbeelding

Peter Kanne

Senior onderzoeksadviseur

afbeelding

Milan Driessen

Onderzoeker

Willen weten...
Herkent u zich daarin? Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.