Trend toenemende agressie en intimidatie tegen decentrale politici niet gekeerd

Bijna de helft van de politieke ambtsdragers in het decentrale bestuur kreeg het afgelopen jaar te maken met een vorm van agressie en/of intimidatie (45%), een verdubbeling vergeleken met tien jaar geleden (23%). Hoewel het aantal politieke ambtsdragers dat te maken kreeg met verbale agressie iets is afgenomen ten opzichte van twee jaar geleden, blijven bedreigingen en fysiek geweld op hetzelfde niveau. Dit blijkt uit de Monitor Integriteit en Veiligheid 2024, een tweejaarlijks onderzoek dat Ipsos I&O en Bureau Bing in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties uitvoerden.
17 december 2024 | Jaap Bouwmeester & Charlotte van Miltenburg | #agressie #politieke ambtsdragers #veiligheid
Trend toenemende agressie en intimidatie tegen decentrale politici niet gekeerd

Lichte afname verbale agressie, maar overall geen trendbreuk

Iets minder dan de helft (45%) van alle politieke ambtsdragers in het decentraal bestuur kreeg in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek te maken met een vorm van agressie of intimidatie, in 2022 was dit 49 procent. Hoewel er een lichte afname van verbale agressie te zien is ten opzichte van 2022 blijven bedreigingen, intimidatie en fysiek geweld op hetzelfde peil. Dat juist deze ernstigere vormen op het hoogste niveau sinds de start van de metingen blijven, is een zorgelijke ontwikkeling.

Het is goed denkbaar dat de ‘piek’ in verbale agressie in 2022 (Figuur 1) is veroorzaakt door de coronapandemie en daarom moet worden beschouwd als een uitschieter naar boven. Er waren in die periode immers grote spanningen in de samenleving en de overheid lag onder een vergrootglas. Het is dan ook te vroeg om te spreken van een echte kentering. Wanneer we namelijk verder terugkijken, zien we dat agressie in 2024 meer voorkomt dan in 2020 en in tien jaar tijd zelfs bijna is verdubbeld.

Figuur 1 – Ervaringen met agressie en intimidatie vanaf 2014
Basis: politieke ambtsdragers. Trend totale agressie weergegeven als stippellijn.

Intimidatie vooral online

De wijze waarop agressie tegen politieke ambtsdragers wordt geuit is in 2024 overwegend online. Ruim de helft (59%) van de bedreigingen en intimidatie wordt online geuit en bij verbale agressie ligt het percentage zelfs nog hoger (66%). Gelet op deze percentages is het opvallend dat nog maar weinig organisaties in het decentraal bestuur hiervoor een gerichte aanpak hebben ontwikkeld. Vooralsnog richt men zich op adviezen over het gebruik van sociale media en de online zichtbaarheid.

Vrouwelijke ambtsdragers vaker slachtoffer van agressie en intimidatie dan mannelijke

Er zijn aanzienlijke verschillen in de mate, aard en ervaren gevolgen van agressie tussen verschillende groepen politieke ambtsdragers. Zo komt agressie meer voor bij politieke ambtsdragers van gemeenten en provincies dan bij waterschappen, en ook bestuurders krijgen meer te maken met agressie dan volksvertegenwoordigers.  Daarnaast krijgen vrouwelijke politieke ambtsdragers 1,5 keer vaker te maken met agressie en intimidatie dan mannelijke. Vrouwen beschouwen de voorvallen tevens vaker als ernstig en ze ervaren ook meer negatieve gevolgen. In vergelijking met mannelijke ambtsdragers voelen zij zich minder veilig bij het uitoefenen van hun ambt en zijn ze kritischer op de aandacht die er binnen hun organisatie is voor de aanpak van agressie.

Figuur 2 – Ervaring met agressie en intimidatie in de laatste 12 maanden. Uitgesplitst naar verschillende groepen politieke ambtsdragers.

Lichte afname agressief gedrag richting overheidsmedewerkers

Naast een onderzoek onder politieke ambtsdragers, is ook een onderzoek onder medewerkers van gemeenten, provincies en waterschappen uitgevoerd. In de afgelopen twaalf maanden hebben bijna drie op tien (29%) overheidsmedewerkers die in hun dagelijks werk te maken hebben met burgers, agressie of intimidatie meegemaakt van personen van buiten de organisatie. Ook hier kwam verbale agressie het meest voor, gevolgd door bedreiging/intimidatie en fysieke agressie. De richting van de trend is gelijk aan die van politieke ambtsdragers: een lichte afname in verbale agressie en bedreiging, intimidatie en fysieke agressie op eenzelfde niveau als de vorige meting.

Veel incidenten worden niet gemeld

Ruim vier op de tien politieke ambtsdragers en de helft van de medewerkers meldden het incident bij de daarvoor aangewezen persoon in de organisatie (bijvoorbeeld een agressiecoördinator). De rest deed dat dus niet, of besprak het incident alleen met een collega. In vijf procent van de gevallen leiden zowel incidenten tegenover politieke ambtsdragers als medewerkers tot een aangifte bij de politie. Het melden van incidenten en zeker het aangifte doen, zijn daarmee dus eerder uitzondering dan regel.

De belangrijkste redenen om incidenten niet te melden, is dat men het incident niet ernstig genoeg vond of omdat men vindt dat het er nu eenmaal bij hoort. Bij het doen van aangifte komt daar bovenop dat het in de praktijk niet altijd mogelijk is of zinvol wordt gevonden. Dit kan te maken hebben met de aard van het incident, bijvoorbeeld omdat het incident niet strafbaar is of moeilijk te bewijzen valt. Maar soms heeft het ook te maken met terughoudendheid bij degene die de agressie of intimidatie is overkomen. Degenen die het incident wel bespraken en/of meldden, zijn overwegend tevreden met de manier waarop ze dit konden doen.

Toename agressie gericht op de persoon

Een opvallende en tegelijk zorgelijke ontwikkeling is dat zowel politieke ambtsdragers als medewerkers steeds meer te maken krijgen met agressie die op hen persoonlijk is gericht. Dan richt de agressie zich dus niet zozeer op hen als vertegenwoordiger van de overheid of politieke partij, maar haalt de agressor er persoonlijke kenmerken bij, zoals geslacht, afkomst of geaardheid. In reactie hierop zien we dat steeds meer organisaties inzetten op het hanteren van een organisatienorm die dit onderscheid duidelijk maakt. Bijvoorbeeld: Boos worden mag, zolang het maar niet persoonlijk wordt. Daarmee geven zij een grens aan van wat wel en niet acceptabel is.

Lichte daling in vermoedens niet-integer gedrag

De beleving van het integriteitsbeleid is onderzocht door te vragen naar vermoedelijk niet-integer gedrag bij collega(-ambtsdragers) en stellingen over verschillende aspecten van het integriteitsbeleid in de organisatie.

Bijna vier op de tien politieke ambtsdragers en medewerkers zeggen (vermoedelijk) niet-integer gedrag te hebben gezien bij collega’s. Belangenverstrengeling wordt het meest genoemd. Ten opzichte van 2022 is er sprake van een lichte daling in het aandeel dat (vermoedelijk) niet-integer gedrag heeft waargenomen. Over een langere periode bezien is er geen eenduidige trend. Er zijn zowel integriteits-schendingen die vaker worden waargenomen als vormen van niet-integer handelen die minder vaak voor worden gesignaleerd. Belangrijk om op te merken bij deze uitkomsten is dat één gedraging door meerdere personen kan worden waargenomen en dat het gaat om vermoedens, waarbij het niet zeker is of het vermoeden gegrond is. De gepresenteerde cijfers zijn dus geen precieze weergave van het aantal keren dat de integriteits-schendingen voorkomen. Een toename of afname hoeft ook niet te betekenen dat de regels werkelijk minder vaak of juist vaker worden overtreden. Het kan ook zijn dat politieke ambtsdragers de grens tussen integer en niet-integer gedrag anders leggen of dat bepaalde zaken opvallen door een grotere bewustwording. In de afgelopen jaren is er namelijk veel aandacht geweest voor wat wel of niet integer gedrag is.

Politieke ambtsdragers voelen zich vrij om dilemma’s te bespreken

De beleving van het integriteitsbeleid is overwegend positief. De vrijheid die politieke ambtsdragers en medewerkers ervaren om integriteitskwesties te bespreken, ligt al jaren op een stabiel hoog niveau. Negen op de tien voelen zich vrij om dilemma’s met collega’s te bespreken en zeggen op zoek te gaan naar advies bij morele vragen. Daarnaast vinden meer politieke ambtsdragers en medewerkers dat er in hun organisatie een open gesprekscultuur is vergeleken met 2022. Verder blijkt dat er meer structurele aandacht voor integriteit wordt ervaren, waar dat eerder nog meer gekoppeld was aan incidenten.

Meer aandacht voor integriteit

Gemeenten, provincies en waterschappen hebben zich in de afgelopen jaren aanhoudend ingespannen om integriteit op de agenda te houden. Zo heeft meer dan de helft van de decentrale organisaties de gedragscode in de afgelopen jaren geactualiseerd. Dit geldt zowel voor medewerkers, als voor bestuurders en volksvertegenwoordigers. De zichtbaarheid daarvan is in de afgelopen jaren toegenomen.

Er bestaan desondanks nog wel duidelijke verschillen tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, in het bijzonder bij de beleidsmatige aandacht die er vanuit organisaties is. Politieke ambtsdragers en volksvertegenwoordigers in het bijzonder hebben zelf een verantwoordelijkheid op het gebied van integriteit vanuit hun kiezersmandaat. Dit is in tegenstelling tot medewerkers voor wie de organisatie verantwoordelijk is. Hierdoor is er in de meeste provincies, gemeenten en waterschappen minder beleidsmatige aandacht en voorzieningen voor respectievelijk Statenleden, raadsleden en leden van het algemeen bestuur van waterschappen.

Over het onderzoek

De Monitor Integriteit en Veiligheid biedt inzicht in de mate waarin politieke ambtsdragers en medewerkers in het openbaar bestuur geconfronteerd worden met agressie en geweld door inwoners, evenals de beleidsmatige aanpak hiervan. Daarnaast belicht de monitor het integriteitsbewustzijn van deze ambtsdragers en medewerkers en geeft inzicht in hoeverre zij de integriteitsregels van hun organisaties naleven. Ipsos I&O (voorheen I&O Research) voert dit onderzoek sinds 2014 elke twee jaar uit.

Het onderzoek uit 2024 bestond uit de volgende onderdelen:

  • Een enquête onder decentrale politieke ambtsdragers gericht op hun persoonlijke ervaringen met agressie en geweld, evenals hun bewustzijn van integriteit. In totaal hebben 1.082 politieke ambtsdragers de enquête ingevuld, een respons van 17 procent.
  • Een enquête onder medewerkers die werkzaam zijn bij gemeenten, provincies en waterschappen over dezelfde thema’s. De vragenlijst is uitgezet onder overheidsmedewerkers die lid zijn van het Flitspanel (ICTU) en overheidsmedewerkers die lid zijn van het I&O Research Panel. In totaal namen 694 medewerkers deel aan het onderzoek.
  • Een enquête onder organisaties in het openbaar bestuur waarin zij zijn bevraagd naar een aantal aspecten ten aanzien van het integriteitsbeleid en de aanpak tegen agressie. In totaal is de vragenlijst over het organisatiebeleid ingevuld door 117 organisaties: 101 gemeenten, 4 provincies en 12 waterschappen. Dat komt neer op een respons van 31 procent.
  • In het verlengde van de enquêtes is een verdiepend kwalitatief onderzoek uitgevoerd onder 16 overheidsorganisaties verdeeld over verschillende bestuurslagen, van uiteenlopende omvang en verspreid over het land. Er zijn interviews afgenomen met de ambtelijke en bestuurlijke trekkers van het beleid ten aanzien van integriteit en veiligheid. Dit waren onder meer (gemeente)secretarissen, griffiers, integriteitscoördinatoren, adviseurs Veilige Publieke Taak (VPT) en HR-adviseurs.

Het volledige rapport

Download hier het deelrapport integriteit en hier het deelrapport veiligheid.

Kamerbrief

De aanbiedingsbrief van minister Uitermark (BZK) is via deze link te downloaden.

We vertellen u graag nog veel meer over Ipsos I&O.


Neem contact op

afbeelding

Jaap Bouwmeester

Senior onderzoeksadviseur

afbeelding

Charlotte van Miltenburg

Senior onderzoeker

Willen weten...
Herkent u zich daarin? Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.