Speelvoorzieningen en leefbaarheid
Veel gemeenten onderzoeken periodiek hoe burgers denken over hun woonomgeving. Hiervoor wordt de enquête Leefbaarheid en Veiligheid veel gebruikt. Deze enquête is landelijk in het kader van het Grote Stedenbeleid (GSB) ontwikkeld en wordt in alle grote steden om de twee jaar afgenomen. In de omnibusenquêtes van andere gemeenten komt een deel van de vragen uit de Leefbaarheidenquête in dezelfde formulering of wat aangepast voor.
Tevredenheid over speelvoorzieningen
Een centrale vraag is hoe tevreden of ontevreden de burger is over verschillende soorten voorzieningen in de buurt. Daaronder zijn ook voorzieningen waarmee niet elke burger te maken krijgt, zoals die voor kinderen en jeugd. Het gaat dan onder andere om basisonderwijs en speelmogelijkheden voor kinderen. Over het algemeen is de gemeten tevredenheid over basisonderwijs betrekkelijk hoog, maar blijft die over voorzieningen en speelmogelijkheden voor kinderen ernstig achter. Wanneer alleen gekeken wordt naar het oordeel van burgers die zich in staat achten iets over deze onderwerpen te zeggen, liggen de tevredenheidpercentages rond de 50 procent voor speelvoorzieningen voor kinderen tot 12 jaar. De tevredenheid over voorzieningen voor jongeren tot 18 jaar ligt daar nog ruim onder. De Leefbaarheidonderzoeken en de omnibusenquêtes zijn niet zo zeer gericht op het zoeken naar verklaringen voor de tevredenheidscores. Het is daarom niet meteen duidelijk of de speelvoorzieningen ‘objectief’ achterblijven in kwaliteit of aantal, het aanbod niet aansluit op verwachtingen van burgers of dat er nog andere oorzaken zijn. Door middel van landelijke regelgeving (Attractiebesluit) is de kwaliteit van de speeltoestellen in principe geregeld, vanuit het perspectief van veiligheid.
Motivering van (on)tevredenheid
I&O Research heeft in een aantal gemeenten aan ouders van kinderen tot 12 jaar gevraagd naar de tevredenheid over speeltoestellen en –voorzieningen en heeft daarbij wel de motivering van die (on)tevredenheid meegenomen.
Vanzelfsprekend is de aanwezigheid van (voldoende) speeltoestellen van belang. Met name in de buitengebieden en kleine kernen speelt dit een belangrijke rol, omdat hier wel veel ruimte voor spel is, maar niet altijd speeltoestellen.
Niet onlogisch is dat de staat van onderhoud van de omgeving van speelmogelijkheden voor een belangrijk deel bepalend voor de tevredenheid. Veel genoemd wordt hinder door hondenpoep. Daarnaast komt ook overlast door hangjongeren en achterblijvend onderhoud van het groen voor als reden voor ontevredenheid.
Over de veiligheid en de kwaliteit van de speeltoestellen is de tevredenheid van ouders meestal relatief hoog, maar de ongeschiktheid van de toestellen in de woonomgeving voor de eigen kinderen, omdat die voor een andere leeftijdscategorie zijn bedoeld, is regelmatig een kritiek punt.
Betrokkenheid ouders en kinderen
Een belangrijke motivering voor het oordeel over de speelvoorzieningen is dan ook het niet betrokken zijn van ouders bij het beleid van de gemeente op dit gebied. Daarmee is het meer nog dan bij andere voorzieningen in de woonomgeving van belang om bij speelvoorzieningen ouders mee te laten praten en te beslissen.
Dat ook kinderen goed in staat zijn om bij dit soort vraagstukken hun mening te geven, is gebleken bij een webenquête die I&O Research uitvoerde onder kinderen van 9 tot en met 11 jaar. Ook in dit geval was de wens om gehoord te worden duidelijk aanwezig.
Wanneer gemeenten streven naar een grotere tevredenheid over speelvoorzieningen, in lijn met de tevredenheid over andere voorzieningen die van belang zijn voor de leefbaarheid, is aansluiting bij de wensen en verwachtingen van ouders en kinderen noodzakelijk. Een eenvoudige eerste stap is het bevragen van ouders en kinderen over hun oordeel, verwachtingen en wensen.