Een op vijf ambtenaren merkte invloed door kabinet Schoof

26 juni 2025 | Charlotte van Miltenburg
In opdracht van Binnenlands Bestuur onderzocht Ipsos I&O hoe de houding en opinie van ambtenaren ten opzichte van ambtelijk vakmanschap en het (inmiddels demissionaire) kabinet Schoof I is veranderd ten opzichte van vorig jaar. Uit het onderzoek blijkt dat de rolopvatting van ambtenaren – over waar hun loyaliteit ligt, en hoe zij zich opstellen richting de bestuurders en de samenleving – stabiel is gebleven. Echter, het vertrouwen in - en de verwachtingen van het kabinet Schoof zijn afgenomen. En één op vijf merkte de invloed van het kabinet op het werk.
Bekijk het rapport (PDF)

Ipsos I&O voerde in opdracht van Binnenlands Bestuur in september 2024 een onderzoek uit naar de kijk van ambtenaren op ‘ambtelijk vakmanschap’, de rol die ambtenaren kunnen innemen in hun werk, waarbij ze te maken hebben met de samenleving, burgers en bestuurders. In mei 2025, vlak vóór de val van het kabinet, zijn deze vraagstukken opnieuw voorgelegd aan overheidsmedewerkers, met als doel te onderzoeken of de houding en/of opinie van deze medewerkers is veranderd ten opzichte van de meting van september 2024 en na bijna één jaar onder de regering Schoof.

Ambtenaren standvastig over rolopvatting

Het onderzoek laat zien dat de rolopvatting van ambtenaren consistent is gebleven in vergelijking met september 2024. Dit uit zich op een aantal manieren:

  • Typering: Ambtenaren typeren zichzelf – net als een half jaar eerder – allereerst als loyaal en in tweede instantie als kritisch. Slechts 11 procent omschrijft zichzelf als ‘activistisch’. Nog steeds voelen de meesten zich vrij om hun mening te geven en tegenspraak te leveren, zowel in de organisatie als in hun persoonlijke omgeving.
  • Ambtelijk activisme en tegenspraak: De opvattingen over de mate waarin ambtenaren zich activistisch mogen opstellen, zijn niet veranderd ten opzichte van de vorige meting. Bijna acht op tien zeggen zich uit te spreken tegen een collega als ze het niet eens zijn wat hij/zij zegt (79%) en dat tegenspraak leveren een onmisbaar onderdeel is van ambtelijk vakmanschap (78%). Over activisme lopen de meningen uiteen. De stelling “Activistisch zijn past niet bij de rol van een ambtenaar” verdeelt het veld: 28 procent is het ermee eens, 39 procent niet. Ook over politieke loyaliteit bestaat geen eenduidigheid. Iets meer dan de helft (57%) vindt dat een ambtenaar moet uitvoeren wat de politiek beslist.
  • Verantwoordelijkheid en loyaliteit: De klassieke ambtelijke taakopvatting blijft stevig overeind. Vrijwel alle ambtenaren voelen zich, net als in 2024, verantwoordelijk voor het algemeen belang (93%) en voor de burger (88%). Loyaliteit aan de bestuurder is minder vanzelfsprekend, maar het beeld is wel stabiel. Met de stelling “Ik voel het als mijn verantwoordelijkheid om de bestuurder te dienen” is 57 procent het eens. Als we daaraan toevoegen “ongeacht diens politieke kleur” betreft het 54 procent. Dat is niet anders dan een paar maanden geleden.

Waar de professionele kernwaarden onveranderd blijven, is wél een verschuiving zichtbaar in de bereidheid om ieder bestuur te dienen. In september 2024 gaf 36 procent aan dat te willen en kunnen doen; in mei 2025 is dat gedaald naar 30 procent.

Ambtenaren die ieder bestuur willen dienen, beroepen zich op een democratisch en professioneel ethos. Zij zien zichzelf als adviseur en uitvoerder binnen duidelijke kaders, waarbij ook ruimte moet zijn voor tegenspraak. Tegelijk geven sommigen aan dat ook zij hun positie zullen heroverwegen als fundamentele democratische of ethische principes worden geschonden.

Aan de andere kant staat een groep (37 procent) die zegt niet elk bestuur te kunnen dienen. Ook zij beroepen zich op hun beroepsethiek, maar stellen voorwaarden aan hun dienstbaarheid. Zij benadrukken het belang van mensenrechten, democratische rechtsorde en het algemeen belang. Als deze onder druk komen te staan – bijvoorbeeld door uitsluiting, discriminatie of aantasting van grondrechten – zijn zij bereid om zich te verzetten, werk te weigeren of hun functie neer te leggen.

Het kabinet Schoof I: Afnemend vertrouwen en pessimisme

In contrast met de stabiele rolopvatting staat de verandering in de perceptie van het kabinet Schoof. Gedurende de meetperiode zijn het vertrouwen in – en de verwachtingen van dat kabinet afgenomen:

  • Invloed op het werk: Een op de vijf ambtenaren (22%) zegt dat het aantreden van het kabinet-Schoof invloed heeft op de manier waarop zij hun werk uitvoeren. Ambtenaren noemen vooral de aangekondigde bezuinigingen, beleidswijzigingen en de verharding van het politieke en ambtelijke debat als factoren die hun werkklimaat veranderen. De toon en richting van het kabinetsbeleid laten volgens deze groep directe sporen na in de ambtelijke praktijk, die gekenmerkt wordt door toenemende druk en onzekerheid.
  • Afnemend vertrouwen in Dick Schoof: Het vertrouwen in premier Dick Schoof is flink gedaald. In september 2024 zag 57 procent zijn achtergrond als topambtenaar nog als een pluspunt; in mei 2025 is dat nog 44 procent. Het vertrouwen dat hij het overheidsbeleid binnen de kaders van de rechtsstaat zou houden, daalde zelfs van 54 naar 28 procent.
  • Pessimisme over de doelen van het kabinet: Het afnemend vertrouwen beperkt zich niet tot de persoon van de premier. Ambtenaren werden in de tijd tussen de metingen somberder over de haalbaarheid van de kabinetsdoelstellingen. In september 2024 was het sentiment al vrij sceptisch, maar in mei 2025 overheerst pessimisme. Zeven op de tien ambtenaren denken dat het kabinet er niet in zal slagen om sociale ongelijkheid te verminderen, discriminatie tegen te gaan, CO₂-uitstoot te beperken of de natuur in Nederland te beschermen. Op het gebied van woningbouw is het vertrouwen het sterkst gedaald. Bij de vorige meting dacht 35 procent dat het kabinet daar niet in zou slagen. In deze meting gaat het om 58 procent. Alleen over defensie bleven de verwachtingen stabiel: slechts 10 procent dacht dat het kabinet daarin niet zou slagen.

De verwachtingen ten aanzien van morele vragen zijn anders uitgevallen dan ambtenaren in 2024 dachten. Toen gaf 30 procent aan te verwachten dat zij door het kabinet vaker met morele vragen te maken gingen krijgen. Nu geeft 16 procent aan dat dit ook echt zo is.

Het volledige rapport vindt u hier.

Onderzoeksverantwoording

Voor dit onderzoek is een vragenlijst uitgezet in het I&O Research Panel. Alle panelleden waarvan bekend is dat ze werken bij de overheid (werkzaam bij rijksoverheid, uitvoeringsorganisatie/ZBO, gemeente, provincie of waterschap) zijn aangeschreven met de vraag om mee te doen aan het onderzoek. Binnen die groep bevonden zich ook panelleden die in september 2024 meededen aan het onderzoek. Op 16 mei 2025 is een uitnodiging verstuurd. Op 23 mei volgde een herinnering. Op 28 mei sloot de dataverzameling. Er is geen weging op de data toegepast. In totaal hebben 1.356 mensen de vragenlijst ingevuld. De meesten (1.288) gaven aan op dit moment bij de overheid te werken, 68 respondenten benoemden dat zij sinds de vorige meting gestopt waren met werken bij de overheid. De onderzoeksopzet is gelijk aan de meting van september 2024.

We vertellen u graag nog veel meer over Ipsos I&O.


Neem contact op

afbeelding

Charlotte van Miltenburg

Senior onderzoeker

Willen weten...
Herkent u zich daarin? Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.