Zinvol rekenkameronderzoek
Evaluatie gemeentelijke rekenkamers
Gemeentelijk rekenkameronderzoek ligt onder vuur. De onderzoeken die gemeentelijke rekenkamers (laten) uitvoeren sluiten onvoldoende aan bij de lokale politieke praktijk. Volgend jaar evalueert het ministerie van Binnenlandse Zaken de praktijk van gemeentelijk rekenkameronderzoek. Dit gaat waarschijnlijk leiden tot een discussie over het al dan niet handhaven van de wettelijke verplichting van de rekenkamerfunctie. Tot zover Binnenlands Bestuur van 8 november 2010.
Intrigerend is de tweede zin; dat het gemeentelijk rekenkameronderzoek onvoldoende aansluit bij de lokale praktijk. Hoe kan dat? Er wordt kennelijk onderzoek gedaan waar geen behoefte aan is. En dat terwijl veel gemeentelijke rekenkamers uitgebreide criteriasets hebben ontwikkeld om hun onderzoeksagenda te bepalen. Dit is des te merkwaardiger omdat aan een deel van de gemeentelijke rekenkamers raadsleden zelf deelnemen. Er zijn zelfs gemeentelijke rekenkamers die grotendeels of volledig uit raadsleden bestaan. Hoe kan het dan gebeuren, dat het uitgevoerde onderzoek onvoldoende aansluit bij de lokale (politieke) praktijk? We beschrijven drie belangrijke oorzaken.
Afstandelijk
Ten eerste is de aanpak van het gemeentelijk rekenkameronderzoek te afstandelijk. Gemeentelijk rekenkameronderzoek ritualiseert. Op basis van een vooraf vastgesteld normenkader wordt gekeken naar de voortgang van beleid of de manifestatie van concrete maatschappelijke problemen op lokale schaal. De beoordeling die daaruit voortvloeit wordt voor bestuurlijk hoor en wederhoor teruggelegd, waarna aanbevelingen volgen voor verbetering. Daarmee is het dan meestal wel gedaan. Doorgaans is er geen follow up. Dit soort onderzoek draagt weinig bij aan de kwaliteit van het openbaar bestuur. Op zijn best verdwijnt het in een lade.
Agenda raad
Ten tweede sluit het gemeentelijk rekenkameronderzoek onvoldoende aan op de agenda van de raad. Hoewel veel rekenkamers raadsleden vragen om input voor onderzoeken, wordt de agenda van veel rekenkamers gedomineerd door onderling kopieergedrag. Zo ontstaan modieuze onderwerpen als onderzoek naar verbonden partijen, subsidies of inhuur van derden. Onderzoeken die goedkoop uitgevoerd kunnen worden, maar daarmee nog niet relevant hoeven te zijn voor de betrokken raad. Dit wordt deels veroorzaakt doordat een deel van de gemeentelijke rekenkamercommissies bestaat uit professionals die bij meerdere gemeenten in lokale rekenkamers actief zijn.
Ambtelijk apparaat
Ten derde heeft veel gemeentelijk rekenkameronderzoek onvoldoende verbinding met vraagstukken in de ambtelijke organisatie. In de aanpak van onderzoek is de verhouding met het ambtelijk apparaat antagonistisch. Dit leidt er vaak toe dat de aanbevelingen die worden gedaan niet aansluiten bij de knelpunten die in de ambtelijke organisatie worden ervaren.
Conclusie
Wij concluderen als volgt. Voor zinvol rekenkameronderzoek is het van belang om in de inrichting van het proces en de aanpak van het onderzoek zelf, aan te sluiten bij daadwerkelijke vragen bij raad en ambtelijke organisatie. Het gemeentelijk rekenkameronderzoek moet dus verbreden. Zowel raad als bestuur moet er wat aan hebben.
Belangrijk is ook om zowel de accountantsaanpak (een normenkader afvinken) als een quasi wetenschappelijke aanpak (theoretiseren) te vermijden. Er moet gekeken worden naar concrete belemmeringen die een effectieve aanpak van lokale problemen in de weg staan.Het wordt tijd voor een omslag van de huidige audit/accountancy-achtige manier van werken naar een onderzoeksoriëntatie gericht op maatschappelijke effecten. Een aanpak die meer uitgaat van empirische informatie over outcomes in plaats van een formele toetsing aan normen.
Jaap Bouwmeester
Senior onderzoeksadviseur