Winkelgedrag: “Dichter bij huis en vaker vanuit huis”
- Koopgedrag in Oost-Nederland is veranderd
- Groter deel niet-dagelijkse bestedingen via internet gedaan
- Veranderingen in koopgedrag lijken vooral middelgrote steden te treffen
Consumenten blijven hun dagelijkse boodschappen (voornamelijk food) grotendeels in hun eigen woonplaats doen. Sterker: de oriëntatie op de eigen woonplaats is zelfs toegenomen. Dit geldt niet voor de ‘niet-dagelijkse’ inkopen (non-food). Ten opzichte van 2010 is er het internetwinkelen sterk gegroeid.
Internetbestedingen gaan in de niet-dagelijkse sector ten koste van de bestedingen bij winkels in de eigen woonplaats en zorgt er ook voor dat consumenten minder vaak niet-dagelijkse aankopen doen in andere plaatsen. Dit effect is het sterkst te zien bij de middelgrote kernen.
Algemeen gezegd kiest de consument voor ‘dichter bij huis en vaker vanuit huis’.
Tabel: Gemiddeld bindingspercentage dagelijkse en niet-dagelijkse sector
Bindingspercentage geeft de mate waarin de bevolking in de eigen woonplaats koopt weer.
Dit blijkt uit het Koopstromenonderzoek Oost-Nederland 2015 van I&O Research, dat vandaag gepresenteerd wordt door onderzoeker Thijs Lenderink tijdens het seminar Koopstromen & Winkelgedrag in Apeldoorn. Voor het onderzoek zijn in totaal 31.350 consumenten in Overijssel en delen van Drenthe, Flevoland en Gelderland geïnterviewd.
Groter deel niet-dagelijkse bestedingen via internet gedaan
Aankopen via internet zijn sterk in omvang toegenomen, vooral in de branches kleding, schoenen en elektronica. Het thuis uitzoeken, kopen en thuis laten bezorgen wint het steeds vaker van het bezoeken van winkels. Inmiddels koopt nog slechts 17% niet op internet. In 2010 was dat nog 42%. Vier op de tien online shoppers geven aan dat internetwinkelen voor hen tot minder uitgaven in fysieke winkels heeft geleid.
Nog ‘maar’ 1% doet de dagelijkse boodschappen via internet. Met de sterk groeiende populariteit van initiatieven als online bestellen van maaltijdboxen is te verwachten dat in 2020 de groei ook in de dagelijkse sector groter zal zijn.
Veranderingen in koopgedrag lijken vooral middelgrote steden te treffen
Anders dan in 2010 – toen alle onderzochte kernen ten opzichte van 2005 omzetgroei hadden – is het aantal plaatsen met een toename van de totale detailhandelsomzet nu in de minderheid. Slechts een paar kernen hebben zowel in de dagelijkse als de niet-dagelijkse sector een hogere omzet dan in 2010. De meeste overige kernen met een toegenomen totale detailhandelsomzet hebben dit te danken aan de dagelijkse sector. De omzetdaling in de niet-dagelijkse sector wordt dan gecompenseerd door de dagelijkse sector.
Hoewel de omzetontwikkeling per plaats verschilt en lokaalspecifiek is, hebben met name kernen met 20.000-50.000 inwoners een relatief sterke omzetkrimp. Naast de algemene ontwikkeling van afgenomen niet-dagelijkse bestedingen per hoofd van de bevolking en toegenomen oriëntatie op webwinkels kan een mogelijke verklaring zijn dat consumenten ‘opschalen’. “Men besteedt over het geheel gezien minder aan niet-dagelijkse artikelen (er wordt minder gewinkeld), maar als men dan gaat winkelen, wordt vaker de keuze gemaakt voor een grote stad, met een ruim aanbod of de aanwezigheid van een bepaalde specifieke trekker”, stelt onderzoeker Thijs Lenderink van I&O Research op basis van het Koopstromenonderzoek Oost-Nederland 2015.
Lenderink presenteert de resultaten vandaag op het seminar Koopstromen & Winkelgedrag van I&O Research, waar experts Gert-Jan Hospers en Cor Molenaar hun reactie op het onderzoek geven.
Anders dan Hospers (Universiteit Twente) en Molenaar (Erasmus Universiteit) is Lenderink er niet van overtuigd dat de leegloop van binnensteden is op te vangen met ‘beleving’. Lenderink: “Consumenten komen ook bij het winkelen steeds meer doelgericht naar een winkelcentrum, zeker als dat winkelcentrum één of twee grote retailtrekkers of lokale helden heeft. Dat kan een Primark, een Ikea of een Mediamarkt zijn. Maar niet elke binnenstad heeft zo’n grote speler. Een prettige sfeer en uitstraling is daarbij meer een ‘hygiënefactor’.”
Wat is het koopstromenonderzoek?
Het Koopstromenonderzoek brengt het koopgedrag van consumenten in kaart en laat veranderingen in dit gedrag in tijd en plaats zien. Gegevens over koopgedrag en –beleving bieden zicht op het functioneren van detailhandel en vormen ‘bouwmateriaal’: met gegevens over koopstromen kan gericht gewerkt worden aan een toekomstbestendig winkelaanbod voor inwoners en bezoekers.
Het onderzoek beantwoordt de onderzoeksvragen:
- Waar doen inwoners de dagelijkse en niet-dagelijkse inkopen en in welke mate komen bezoekers van buiten hier inkopen doen?
- Wat betekent dit voor het economisch functioneren van de detailhandel?
- Wat zijn de kenmerken van het consumentengedrag (frequentie, motief, vervoermiddel en waardering)?
- In welke mate zijn inwoners georiënteerd op koopzondag, koopavond, warenmarkt en internet?
Verantwoording
De onderzoeksresultaten zijn gebaseerd op enquêtering van huishoudens in Oost-Nederland. In totaal zijn 31.350 consumenten in Overijssel en delen van Drenthe, Flevoland en Gelderland geïnterviewd, waarbij consumenten gevraagd is naar de plaats waar zij artikelgroepen kopen. Aanvullend zijn vragen gesteld over winkelgedrag (bijvoorbeeld bezoekfrequentie en waardering meest bezochte aankoopplaatsen, marktbezoek en webwinkelen). De opzet van het onderzoek is vergelijkbaar met het in 2010 uitgevoerde koopstromenonderzoek. De dataverzameling heeft in de periode begin april tot en met begin juni 2015 plaatsgevonden.
Opdrachtgevers: 37 deelnemende gemeenten.
Het hele rapport is te lezen op: www.koopstromen.nl
Thijs Lenderink
Senior onderzoeksadviseur