Weinig vertrouwen in Rutte IV
Twee derde heeft weinig tot geen vertrouwen in Rutte IV
Het vertrouwen in het kabinet Rutte IV is niet erg groot. Drie op tien kiezers (29%) hebben er tamelijk (27%) tot heel veel (2%) vertrouwen in. Twee derde (65%) heeft niet zo veel tot geen vertrouwen (40% ‘niet zo veel’, 25% ‘helemaal geen vertrouwen’.
Alleen van de kiezers die in maart 2021 op de VVD stemden heeft een meerderheid (59%) vertrouwen. Bij de achterbannen van alle andere partijen zijn er meer kiezers die weinig tot geen vertrouwen hebben dan (tamelijk) veel. Ook kiezers van coalitiepartijen D66, CDA en CU zijn afwachtend tot sceptisch. Kiezers van de oppositiepartijen hebben in driekwart van de gevallen of (veel) meer geen tot weinig vertrouwen.
Waarom heeft men geen vertrouwen?
Er zijn grofweg twee redenen waarom men geen vertrouwen heeft in dit kabinet:
Eerst zien, dan geloven
De eerste is samen te vatten als “eerst zien, dan geloven”. En de twijfel of dit kabinet het echt anders gaat doen, of er echt een ander bestuurscultuur komt en of problemen – zoals de toeslagenaffaire – echt voorkomen worden. Immers: Rutte IV heeft de zelfde samenstelling als Rutte III. Deze sceptische visie wordt vooral gegeven door kiezers van de coalitiepartijen of kiezers van GroenLinks, PvdA, PvdD, kiezers die onderdelen van het regeerakkoord best waarderen, maar sterk betwijfelen of ze in praktijk gebracht gaan worden.
Inhoudelijk niet eens met de plannen
De tweede verzameling redenen komt voornamelijk van kiezers die verder weg staan van VVD, CDA, D66 en CU. Kiezers van PVV, FvD, BBB of SP. Ze zouden wezenlijk andere keuzes maken, bijvoorbeeld met betrekking tot klimaat, veiligheid, vluchtelingen, woningbouw, armoede. Etc.
Wie hebben er vooral weinig vertrouwen?
Relatief weinig vertrouwen in Rutte IV hebben:
- Kiezers van FvD, PVV, BBB, SP, JA 21, SGP, Denk, BIJ1, PvdA, GL, PvdD;
- Niet-gevaccineerden (4% wel, 94% niet, 3% weet niet);
- Mensen met een minimum (12% wel, 83% niet) en beneden modale inkomen (22% wel, 73% geen vertrouwen);
- Lager opgeleiden (wel: 24%, niet: 70%);
- Werklozen, arbeidsongeschikten (75% geen vertrouwen);
- Nederlanders met een migratieachtergrond (17% wel, 74% niet, 8% weet niet);
- Inwoners van het noorden van het land (22% wel, 70% niet, 8% weet niet).
We zien relatief weinig verschil naar leeftijd, sekse en stedelijkheid.
Tevredenheid met Rutte IV lager dan Rutte III bij aantreden
Over het kabinet Rutte IV is men nu minder tevreden dan men vier jaar gelden was over Rutte III: 34 procent is (heel) tevreden, 56 procent is (helemaal) niet tevreden en 9 procent weet het niet. Begin 2018 – enkele maanden na het aantreden van Rutte III – waren vooral de VVD- (79%) en CU-kiezers (80%) erg tevreden met het nieuwe kabinet. Van de CU-kiezers is nu 48 procent tevreden. Ook SGP-kiezers zijn nu beduidend ontevredener (van 61 naar 26%).
Weinig vertrouwen dat grote problemen worden opgelost.
Volgens kiezers zijn de woningmarkt (betaalbare woningen), de gezondheidszorg en het klimaat de onderwerpen die de nieuwe regering met voorrang moet aanpakken. Kiezers zijn positief over het feit dat er een minister voor Volkshuisvesting (78% vindt dat goed), Klimaat & Energie (64%) en Armoedebestrijding (62%) komt.
Maar ze hebben weinig vertrouwen in de aanpak van deze specifieke problemen. Op geen enkel domein is er een meerderheid die daar vertrouwen in heeft. Het meest vertrouwen heeft men er in dat de coronacrisis wordt opgelost, maar meer mensen denken van niet dan wel (39% wel, 53% niet). Ook kiezers van de coalitiepartijen hebben hier weinig vertrouwen in. Van de VVD-kiezers heeft alleen een meerderheid er vertrouwen in dat dit kabinet de coronacrisis oplost.
Meeste kiezers denken niet dat dit kabinet het anders gaat doen
Een minderheid van alle kiezers (14%) denkt dat het nieuwe kabinet anders zal optreden dan het vorige kabinet. Met name kiezers die op de VVD hebben gestemd denken dat het nieuwe kabinet echt anders zal opereren dan het vorige kabinet, maar ook voor deze kiezers geldt dat een minderheid (28%) dit denkt.
Opener bestuurscultuur?
Ook in het realiseren van een opener politieke bestuurscultuur heeft slechts een minderheid (14%) van de kiezers vertrouwen. Kiezers die op de VVD hebben gestemd hebben hier het vaakst (27%) vertrouwen in, gevolgd door kiezers die op het CDA (21%) en D66 (17%) stemden.
Twee derde: Rutte IV moet laatste kabinet met Rutte als premier zijn
Twee derde van de kiezers is het eens met de stelling: dit moet het laatste kabinet zijn met Mark Rutte als premier. Alleen kiezers die in maart 2021 op de SGP of VVD stemden zijn het niet in meerderheid met de stelling eens. Maar ook onder kiezers die in maart op de VVD stemden is een groot aandeel, 29 procent, het eens met de stelling.
Hoge verwachtingen van nieuwe ministers
Van de nieuwe ministers valt op dat Ernst Kuipers (87%) en Robbert Dijkgraaf (65%) bij een groot deel van de kiezers bekend zijn. Het merendeel van de ‘nieuwe’ ministers is bij minder dan 10 procent van de kiezers bekend. Dijkgraaf en Kuipers krijgen van kiezers elk ruim een zeven gemiddeld en zijn hiermee de hoogst gewaardeerde ministers. De ministers Adriaansens, Helder en van Gennip, die ook voor het eerst toetreden, krijgen van kiezers ook een ruime voldoende. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat deze ministers nog relatief onbekend zijn (minder dan 10% van de kiezers kent hen, want ze zijn vooral bekend bij mensen uit de eigen achterban of aanpalende partijen en die zijn vaak positiever). De waardering van kiezers voor Wopke Hoekstra, Sigrid Kaag en Mark Rutte is relatief laag. Gemiddeld krijgen zij elk een waardering lager dan een zes. Ook Kajsa Ollongren en Henk Staghouwer scoren relatief laag.
Verdeling man/vrouw goed ontvangen; ministers met migratieachtergrond gemist
Over de samenstelling van het kabinet is men per saldo iets positiever dan vier jaar geleden. Over de verhouding man/vrouw oordeelt nu 48 procent positief, vier jaar geleden was dat nog 27 procent. Van de vrouwen is 53 procent positief, van de mannen 43 procent. Het minst tevreden is men over de verhouding “Nederlanders met en zonder migratieachtergrond”: slechts 21 procent oordeelt positief (was 19%), 18 procent is negatief. Nederlanders met een migratieachtergrond oordelen nog kritischer: 12% positief, 42% neutraal en 33% negatief.
Het rapport
Download hier het hele rapport.
Verantwoording
Dit onderzoek vond plaats van vrijdag 7 tot maandagochtend 10 januari. In totaal werkten 2.787 Nederlanders van 18 jaar of ouder mee aan dit onderzoek. Het grootste deel van de steekproef (n=2.539) is afkomstig uit het I&O Research Panel, 248 respondenten deden mee via PanelClix. Dit zijn allen Nederlanders met een niet-westerse migratie-achtergrond. In totaal werkten 265 Nederlanders met een niet-westerse migratie-achtergrond mee aan het onderzoek (gewogen: 293).
Peter Kanne
Senior onderzoeksadviseur