Vrouwelijke politici vaker slachtoffer van online agressie en geweld

Vrouwelijke politici in het decentraal bestuur (gemeentes, provincies en waterschappen) zijn vaker slachtoffer van online agressie en geweld dan hun mannelijke collega’s. Niet alleen hebben vrouwelijke politici vaker te maken met online agressie en geweld dan mannelijke politici, ook ervaren zij meer gevolgen in hun gedrag, functioneren en gebruik van sociale media. Dat blijkt uit onderzoek van kennisinstituut Atria en Ipsos I&O, naar online verbale agressie, bedreiging en intimidatie (via e-mail of sociale media), in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties.
15 mei 2024 | Laurens Klein Kranenburg & Sarah Bruijn

Aanleiding en relevantie van het onderzoek

Vrouwen zijn nog steeds ondervertegenwoordigd in de Nederlandse politiek. Het internet is een belangrijk platform voor groepen die ondervertegenwoordigd zijn. Zo kunnen sociale media voor politici of mensen met politieke ambities een manier zijn om hun zichtbaarheid te vergroten, om in contact te komen met burgers en om een groter en meer divers publiek te bereiken. De afgelopen jaren zijn er echter steeds meer aanwijzingen dat vrouwen in de politiek onevenredig vaak geraakt worden door haat, agressie en geweld in online media. Voor het eerst is nu grootschalig onderzocht hoe de aard, omvang en gevolgen van online agressie en geweld verschillen tussen vrouwelijke en mannelijke Nederlandse politici. Om dat in kaart te brengen analyseerden Atria en Ipsos I&O de data van de Monitor Integriteit en Veiligheid van 2022, die Ipsos I&O uitvoerde.

Vrouwelijke decentrale politici vaker geconfronteerd met online incidenten dan mannen

Uit het onderzoek komt naar voren dat 47 procent van de vrouwelijke decentrale politici de afgelopen 12 maanden online agressie of geweld meemaakten, tegen 36 procent van de mannen (Figuur 1). Dit verschil is er ook als rekening wordt gehouden met andere verklarende factoren, zoals de bestuurslaag waarin de politicus actief is of diens functie, politieke ervaring en politieke partij. Dit verschil tussen mannen en vrouwen is dus niet te verklaren door het feit dat vrouwen bijvoorbeeld andere functies bekleden dan mannen of dat vrouwen verbonden zijn aan andere partijen. Drie op de tien vrouwen (31%) geven aan minimaal drie online incidenten te hebben meegemaakt in de afgelopen 12 maanden. Bij mannen is dat 22 procent. Agressie en geweld jegens vrouwen gaat vaker over hen als vertegenwoordiger van een specifieke groep (45% versus 35%), bijvoorbeeld als vertegenwoordiger van een het vrouwelijke geslacht, een bepaalde politieke partij, etnische groep of seksuele voorkeur. Dat bleek ook al uit eerder kwalitatief onderzoek van Atria.

Figuur 1 – Hoeveel politici hebben in de afgelopen 12 maanden online verbale agressie bedreiging of intimidatie meegemaakt?

Meer invloed op socialemediagebruik vrouwen dan mannen

Politici ervaren negatieve mentale en lichamelijke gevolgen van online agressie en geweld. Ruim één op de drie (35%) vrouwelijke politici geeft aan dat het meest recente incident van invloed is op hun socialemediagebruik. Bij mannelijke collega’s is dat 27 procent. Ruim de helft (53%) van de vrouwelijke politici geeft aan dat het risico om in aanraking te komen met agressie en geweld invloed heeft op hun socialemediagebruik, ongeacht of zij zelf te maken hadden met (online) haat. Bij mannen is dat 42 procent. Een op de tien (11%) vrouwelijke politici en een op de twaalf (8%) mannelijke politici overwoog wel eens te stoppen als politiek ambtsdrager door agressie en geweld.

Vrouwen minder tevreden over bespreekbaar maken incident

Mannen en vrouwen maken even vaak melding van (online) haat en geweld. Er zijn ook geen verschillen in de mate waarin politici aangeven (voldoende) nazorg of begeleiding te hebben ontvangen van hun organisatie. Toch zijn vrouwelijke politici minder tevreden over de wijze waarop zij het meest recente incident met anderen hebben kunnen bespreken. Driekwart van de vrouwelijke politici is hier (zeer) tevreden over, acht procent is (zeer) ontevreden. Bij mannelijke politici gaat het om respectievelijk 83 en 4 procent. Vrouwelijke politici zijn ook minder tevreden over de wijze waarop de organisatie hun melding heeft opgepakt (46% van de vrouwen is hierover tevreden versus 55% van de mannen). Verder zijn vrouwen (ongeacht of ze zelf een incident hebben meegemaakt) minder te spreken over de mate waarin hun organisatie bezig is om agressie en geweld te voorkomen, adequaat reageert op incidenten, nazorg biedt en voorlichting of training geeft om met agressie en geweld om te gaan.

Figuur 2 – In hoeverre zijn politici tevreden over de wijze waarop zij het incident met anderen hebben kunnen bespreken?

Gendersensitieve aanpak van belang voor huidig en toekomstige beleid

Het onderzoek brengt enkele beleidsmatige en wetenschappelijke implicaties met zich mee. Een belangrijke implicatie is dat het huidige en toekomstige beleid op het gebied van online agressie en geweld moet worden getoetst op gendersensitiviteit. Dit houdt in dat bij de ontwikkeling, uitvoering en monitoren van beleid politici en beleidsmakers rekening dienen te houden met de verschillende posities van mannen en vrouwen in de samenleving, en in het bijzonder in de politiek. Daarnaast is het belangrijk dat er rekening wordt gehouden met verschillende uitkomsten en effecten bij verschillende (combinaties van) achtergrondkenmerken zoals gender, seksuele oriëntatie en etnische identificatie.

Verantwoording

De resultaten van dit onderzoek zijn gebaseerd op een secundaire analyse van de Monitor Integriteit en Veiligheid 2022. De Monitor Integriteit en Veiligheid geeft inzicht in de mate waarin politieke ambtsdragers en medewerkers in het openbaar bestuur te maken krijgen met agressie en geweld door burgers en de wijze waarop hier beleidsmatig mee wordt omgegaan. Daarnaast geeft de monitor inzicht in het integriteitsbewustzijn van politieke ambtsdragers en medewerkers en de mate waarin integriteitsregels door hen worden nageleefd. Ipsos I&O voert dit onderzoek sinds 2014 om de twee jaar uit. Opdrachtgever is het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

De monitor bestaat onder meer uit een enquête onder decentrale politieke ambtsdragers, gericht op hun persoonlijke ervaringen met agressie en geweld en het integriteitsbewustzijn. In totaal hebben 3.033 politieke ambtsdragers de enquête ingevuld (2.175 mannen en 857 vrouwen), een respons van 27 procent.

Het verdiepende onderzoek is een coproductie van kennisinstituut Atria en onderzoeksbureau Ipsos I&O. Mickey Steijaert en Paula Thijs (Atria) hebben de literatuurstudie en interviews met experts uitgevoerd. Ook hebben zij de analyses geïnterpreteerd en het onderzoeksrapport geschreven. Sarah Bruijn en Laurens Klein Kranenburg hebben namens Ipsos I&O de aanvullende analyses van de Monitor Integriteit en Veiligheid (MIV) uitgevoerd en meegelezen met het rapport.

We vertellen u graag nog veel meer over Ipsos I&O.


Neem contact op

afbeelding

Laurens Klein Kranenburg

Senior onderzoeker

afbeelding

Sarah Bruijn

Onderzoeker

Willen weten...
Herkent u zich daarin? Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.