Representativiteit staat soms haaks op een hoge respons
Veel onderzoekers streven in hun survey-onderzoek naar een hoge respons. Hiermee wordt de non-respons beperkt en zou de kans op vertekening kleiner moeten zijn. De vraag is echter of dit ‘blind’ streven naar responsmaximalisatie de kwaliteit en validiteit van de enquêtegegevens ten goede komt.
Binnen de bestaande middelen wordt dan immers ingezet op het overhalen van zoveel mogelijk respondenten (door reminders, contactpogingen, et cetera), waarbij het veldwerkbureau zich dan vooral op de makkelijke groepen richt. De steekproefpersonen die het makkelijkst ‘over te halen’ zijn, doen immers als eerste mee. Op een gegeven moment is het budget uitgeput en worden de mogelijker over te halen groepen niet meer benaderd. Door te streven naar maximale respons, bestaat dus de kans dat er vooral ‘makkelijke’ respondenten in de dataset terecht komen. Wellicht is het beter om niet te streven naar een maximale respons, maar naar een evenwichtige, representatieve respons. Hierbij wordt het budget zo ingezet, dat er ook (extra) ruimte is om de moeilijke groepen extra te benaderen, of een extra herinneringsbrief te sturen. De respons zakt dan misschien van 60 naar 50 procent, maar de respondenten die in de dataset terecht komen geven een veel beter beeld van de populatie. De onderzoeker hoeft achteraf minder te corrigeren cq. wegen (als dat al mogelijk is) en de (mogelijk) selectieve non-respons wordt verkleind.
Een betere basis voor beleidsbeslissingen, toch?
Gerben Huijgen
Algemeen directeur