Rekenkameronderzoek naar benutting bestaande bedrijventerreinen

De ‘verrommeling’ van het open Nederlandse landschap staat in de belangstelling.
06 mei 2009 |

De ‘verrommeling’ van het open Nederlandse landschap staat in de belangstelling. Met die verrommeling wordt dan bedoeld dat het landschap niet langer wijds is, maar versnipperd raakt door op het oog lukrake bebouwing langs snelwegen en stadsranden. Ook bedrijfsgebouwen op nieuw ontwikkelde terreinen dragen bij aan dit verschijnsel. Gemeenten spelen hierbij een rol door nieuwe terreinen uit te geven, terwijl er nog mogelijkheden kunnen zijn op bestaande terreinen. Minister Cramer zegt hierover dat gemeenten te vaak en te gemakkelijk grond uit geven voor bedrijventerreinen buiten de bebouwde kom en dat het niet meer zo mag zijn dat elke gemeente telkens een eigen bedrijventerrein aanlegt. Gemeenten zien zelf natuurlijk ook dat nieuwe bedrijventerreinen ruimtebeslag betekent en een aantasting van het landschap. Een interessante vraag is dan ook waarom gemeenten er niet voldoende in slagen om bestaande terreinen beter te benutten en te herstructureren, terwijl ze dit voornemen wel vaak in beleid hebben vastgelegd. Ook rekenkamers hebben belangstelling voor het antwoord op die vraag.

Tegengestelde belangen

Gemeenten hebben bij hun bedrijventerreinenbeleid te maken met grote en vaak tegengestelde belangen. Hierbij bestaat er spanning tussen economische belangen enerzijds en ruimtelijke en milieubelangen anderzijds en ook tussen lokale en regionale belangen. De besluitvorming hierover komt deels tot stand op basis van een rationele analyse van behoeften, mogelijkheden en consequenties en anderzijds door een politieke afweging op grond van de betrokken belangen. Prestige en imago (elke gemeente een eigen sciencepark) kunnen hierbij ook een rol spelen.

Vraag van bedrijven

Bedrijventerreinen vervullen een belangrijke functie in de economische ontwikkeling en de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Het beleid heeft inhoudelijke relaties met arbeidsmarktbeleid, onderwijsbeleid, ruimtelijke ordening en mobiliteitsbeleid en milieubeleid. Dat er sprake zou moeten zijn van samenhangende beleidsvorming ligt voor de hand. Tegelijk lopen gemeenten tegen de beperking aan dat ze wel zelf hun beleid kunnen bepalen en aanbod van bedrijventerreinen kunnen realiseren, maar voor het daadwerkelijk gebruik van bedrijventerreinen afhankelijk zijn van de vraag van bedrijven. Vanuit die afhankelijkheid ontstaat snel de neiging om een zo ruim mogelijk aanbod te creëren, met aantrekkelijk en concurrerend geachte bereikbaarheid en kosten, dus aan de randen van steden en bij snelwegen.

Onderzoeksvragen

Rekenkameronderzoek is nuttig wanneer het uitgangspunt is dat bedrijventerreinen geen doel op zich zijn, maar een middel om sociaal-economische ambities te bereiken. Die ambities maken dan deel uit van de toekomstvisie van de gemeente of mogelijk van de bredere regio. De kernvraag daarbij is of de gemeente een type en omvang van de werkgelegenheid nastreeft die aansluit op de lokale behoeften of dat gestreefd wordt naar een (boven)regionale functie. Met andere woorden: zijn alle vormen van bedrijvigheid gewenst of betekenen de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, de huidige economische structuur en de ambities ten aanzien van het toekomstig economisch profiel van de gemeente dat bij de (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen specifieke prioriteiten gesteld moeten worden. Rekenkameronderzoek kan antwoord geven op de vraag of de gemeentelijke beleidsvorming en uitvoering rommelig is en zo mede verantwoordelijk is voor de ruimtelijke verrommeling.

We vertellen u graag nog veel meer over Ipsos I&O.


Neem contact op

Willen weten...
Herkent u zich daarin? Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.