Regionale en lokale bevolkingsprognoses: over kippen en eieren
De verwachte bevolkingsontwikkeling wordt als een uitermate belangrijk uitgangspunt voor het lokale en regionale beleid beschouwd. Zo baseren gemeenten en regio’s de woningbouwprogrammering en het in de toekomst benodigde voorzieningenniveau in belangrijke op demografische prognoses.
Inzicht in toekomstig aantal huishoudens
Op basis van de bestaande leeftijdsopbouw is vrij nauwkeurig te voorspellen hoeveel ouderen op een bepaald moment in de gemeente zullen wonen. Hetzelfde geldt voor het aantal kinderen in de leerplichtige leeftijd. Deze aantallen vormen onder meer de onderbouwing van de vaststelling van het benodigde aantal zorgwoningen of schoollokalen. Voor de raming van het benodigde aantal nieuwbouwwoningen is het van belang inzicht te hebben in de toekomstige aantal huishoudens. Algemeen bekend is dat dit aantal door de individualisering nog steeds groeit, ook bij een gelijkblijvende bevolking.
Verschillende prognosemodellen
Er doet zich echter een verwarrende situatie voor die het moeilijk maakt beleid af te stemmen op de verwachte ontwikkeling. Er zijn namelijk verschillende prognoses in omloop, ieder met zijn eigen specifieke set van aannamen en uitgangspunten. De verschillen in uitkomsten zijn groot. Deze verschillen worden veroorzaakt door de gehanteerde aannames rond geboorte en sterfte, individualisering, economische groei en bijvoorbeeld ook de beschikbaarheid van woningen. We hebben de uitkomsten van drie huishoudensprognoses voor noordelijk Noord-Holland bij wijze van voorbeeld op een rij gezet.
Volgens de prognose van het ministerie van VROM (Primosmodel) zal het aantal huishoudens in de drie noordelijke regio’s van Noord-Holland tussen 2010 en 2020 met 30 duizend toenemen, terwijl de provincie Noord-Holland het op een groei van 20 duizend houdt. Een verschil van 10.000 huishoudens die een woning nodig hebben, en dat maakt beleidsmatig nogal een verschil. Op het niveau van de afzonderlijke deelregio’s zijn de verschillen nog extremer. Zo voorziet de Primos-prognose voor Noord-Kennemerland een twee keer zo grote groei van het aantal huishoudens, dan de provincie Noord-Holland.
Waar van uitgaan?
Waar moet je dan als regio of individuele gemeente van uit gaan, wanneer je het aantal te bouwen woningen wilt bepalen? Vooral als je weet dat er in de prognoses modellen al aannames zitten ten aanzien van de woningbouw. Dan kom je al gauw in een kip-ei discussie terecht. Komen er meer mensen naar je regio toe als je gaat bouwen? Of moet je woningen bouwen om te voorzien in de woningbehoefte van al die vestigers van elders die op je af komen?
Voeg daar nog bij de wetenschap dat de meeste prognoses vanuit het verleden niet zijn uitgekomen, en dan is de verwarring compleet. Gevolg is dat naar gelang het zo uitkomt prognoses door belanghebbenden worden omarmd om de eigen politieke of zakelijke doelen te bereiken.
Meerwaarde van prognoses
Toch leveren de uiteenlopende prognoses wel degelijk meerwaarde. Je moet als regionale beleidsmaker de prognose dan niet als een voorspelling maar als een – al dan niet wenselijk – toekomstscenario beschouwen. Als de uitkomst van een scenario aansluit bij de politieke ambities, bijvoorbeeld sterke bevolkingsgroei en migratie vanuit aangrenzende regio’s, volgt een grondige analyse van wat er nodig is om die groei te realiseren en hoe reëel de kans van slagen is. Een deel van die noodzakelijke voorwaarden, zoals bijvoorbeeld het aantal woningen, zit al opgesloten in het prognosemodel, maar betrek ook aspecten als bereikbaarheid, aantrekkelijkheid en imago van je regio of stad in de analyse. Door de verschillende prognoses naast elkaar te gebruiken heb je als beleidsmaker in wezen al een aantal scenario’s in handen.