Ranglijsten informatiever na lezen bijsluiter
De meeste ranglijsten verschijnen traditioneel aan het eind van het jaar en zijn leesvoer voor de feestdagen. Er is ook een aantal ranglijsten dat juist in het voorjaar of de vroege zomer uitkomt, omdat dan de cijfers beschikbaar zijn (de misdaadmeter over het voorafgaande jaar) of omdat het seizoen er naar is (de haringtest of strandtententest).
Bij de woonaantrekkelijkheidsindex van de Atlas voor Gemeenten (april) en de ranglijst ‘Waar is het goed wonen’ van Elsevier/Bureau Louter (juli) speelt dat beide: het is hét seizoen om een huis te kopen en de lezer krijgt de meest recente beschikbare cijfers voorgeschoteld. Beide publicaties halen vaak de landelijke media met vooral aandacht voor de koplopers en voor de staart van het peloton. Mede daarom wordt er ook door de betrokken gemeenten, afhankelijk van de eigen score, ‘reikhalzend’ of met enige tegenzin naar uitgekeken.
Weerspiegelen de twee ranglijsten hetzelfde? Omdat in beide de 50 grootste gemeenten van het land zijn opgenomen kunnen ze worden vergeleken door de rangordes grafisch tegen elkaar afzetten. De oorspronkelijke rangorde scores van de 50 grootste gemeenten uit de Elsevier/Bureau Louter lijst, waarin alle 418 Nederlandse gemeenten staan, zijn daarbij teruggebracht naar een score van 1 t/m 50 conform de Atlas voor Gemeenten. Dat levert onderstaand plaatje op. De woonaantrekkelijkheid neemt af van linksonder naar rechtsboven.
Een paar dingen vallen op:
- Er bestaat een aardig verband tussen de rangordes – redelijk wat gemeenten liggen rondom de diagonaal – er is dus enigermate van overeenstemming over woonaantrekkelijkheid;
- Over de positie van gemeenten waar de woonaantrekkelijkheid relatief het laagst is bestaat meer overeenstemming (helemaal rechtsboven) dan over gemeenten waar de woonaantrekkelijkheid relatief het hoogst is (linksonder);
- Een aantal gemeenten kan beter de Elsevier lezen dan de Atlas (b.v. Hilversum of Apeldoorn) en voor een aantal andere gemeenten is dit juist andersom: zij kunnen beter de Atlas raadplegen (b.v. Nijmegen of Rotterdam).
De verschillen in de ranglijsten zijn veel beter te begrijpen na lezing van de ‘bijsluiter’ – de methodologische keuzes die in beide publicaties netjes wordt verantwoord. Beide publicaties gebruiken namelijk verschillende modellen van hetgeen woonaantrekkelijkheid bepaald. Voor de Atlas ligt het accent op factoren die statistisch samenhangen met (veranderingen in) verschillen in huizenprijzen. Daarbij krijgen bijvoorbeeld factoren als bereikbaarheid van banen maar ook de aanwezigheid van (hoogwaardige) cultuur relatief veel gewicht. Elsevier/Bureau Louter weegt het belang dat (ondervraagde) Elsevierlezers zelf toekennen aan bepaalde factoren ook mee waardoor bijvoorbeeld de score voor saamhorigheid van de bevolking juist meetelt.
De bijsluiters spelen in het populaire debat over deze en andere ranglijsten nauwelijks een rol. Dat is toch jammer. De keuze voor het model dat ten grondslag ligt van een ranglijst bepaalt immers voor een deel ook de uitkomst. Kennis van dat model maakt de uitkomsten beter inzichtelijk en daarmee juist bruikbaarder.