Meer woon-werk ritten, iets minder thuiswerken

Nederlanders maken meer woon-werk ritten dan in 2022. Vooral binnen het openbaar vervoer is een toename zichtbaar. Regelingen zoals reiskostenvergoeding, maar ook gemak en reistijd spelen een belangrijke rol in de vervoermiddelkeuze. Mede door de toename van woon-werk ritten, werken Nederlanders iets minder thuis dan in 2022. Dat blijkt uit het Landelijk Reizigersonderzoek dat in 2023 voor de vijfde keer is uitgevoerd.
25 juni 2024 | Bram Wolf & Stan Groenhuis
Meer woon-werk ritten, iets minder thuiswerken

In opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voerde Ipsos I&O samen met Goudappel in november 2023 de vijfde editie van het Landelijk Reizigersonderzoek uit. Meer dan 15.000 Nederlanders namen deel. Het Landelijk Reizigersonderzoek (afgekort LRO) brengt de mobiliteitstrends van de Nederlandse bevolking van 18 jaar en ouder in kaart. Bijzondere aandacht gaat uit naar woon-werk reizen. Hoe reist werkend Nederland? Hoe is dit sinds 2018 ontwikkeld? Blijven we thuiswerken? Dit zijn de vragen waar het LRO antwoord op geeft.

Meer woon-werk ritten ten opzichte van 2022

Ten opzichte van 2022 maakt werkend Nederland meer woon-werk ritten met het openbaar vervoer (+16%) en de auto (+5%). Het aantal ritten met de fiets neemt licht af (-1%).

Thuiswerken blijft op niveau

Ten opzichte van 2022 werken we iets minder thuis. Het aantal thuiswerkdagen daalt van 1,3 naar 1,2 dagen per week. Dit is nog steeds flink meer dan voor de coronapandemie, toen was het 0,8 dagen. Het thuiswerkgedrag van Nederlanders was in 2023 flexibeler dan in 2022. Er werd minder vaak op vaste dagen thuisgewerkt en vaker incidenteel een dagdeel.

Werkgeversregelingen spelen belangrijke rol

Met een regressieanalyse zijn veranderingen tussen 2022 en 2023 in woon-werk ritten en het thuiswerken verklaard. Het effect van de werkgeversregelingen volgens de regressieanalyse op het aantal auto-, fiets- en OV-dagen is weergegeven in Figuur 1. Verbeteringen van de thuiswerkvergoeding zorgen voor minder autogebruik en verbeteringen van de reiskostenvergoeding voor de auto leiden tot minder OV-gebruik.

Figuur 1 – Effect van werkgeversregelingen op aantal auto-, OV- en fietsdagen

*Dit resultaat volgt uit de regressieanalyse maar is tegen intuïtief.

Gemak en reistijd bepalend voor keuze vervoermiddel

Voor werkend Nederland zijn gemak en reistijd doorslaggevend in de keuze om met de auto, het OV of de fiets naar het werk te reizen:

  • Auto. Het hebben van een auto van de zaak, het ontbreken van een goed alternatief en gratis parkeren motiveren om met de auto te reizen. Het ontbreken van een goede parkeergelegenheid en files houden werkend Nederland tegen om de auto te gebruiken.
  • OV. Een goede OV verbinding is doorslaggevend voor het OV-gebruik. Net als de nabijheid van een station, een directe verbinding en de reiskostenvergoeding. Het OV wordt minder vaak gekozen als er geen goede verbinding is en er lange overstaptijden zijn. Ook vertragingen zijn van invloed.
  • Fiets. Bij de keuze voor de fiets spelen afstand en weersomstandigheden de grootste rol. Ook de beschikbaarheid van een fietsenstalling stimuleert om te gaan fietsen, maar volgt niet uit de resultaten van de regressieanalyse.

Gemak, comfort, gezondheid, status en milieu spelen als persoonlijke motivaties een rol binnen het woon-werkverkeer. Werkenden die gemak belangrijk vinden reizen vaker met de auto, werkenden die milieu belangrijk vinden reizen minder met de auto. Zij die comfort belangrijk vinden reizen minder met de fiets en zij die gezondheid belangrijk vinden juist vaker met de fiets. Werkenden die status belangrijk vinden, gaan minder met het OV.

Autobezit blijft gelijk, e-bike bezit stijgt

Ten opzichte van afgelopen jaren blijft het autobezit onder alle Nederlanders gelijk, ruim acht op de tien Nederlanders bezitten een auto. Het e-bike bezit blijft toenemen. Van ruim een kwart in 2019 naar 43 procent in 2023. Leeftijd is hierbij een belangrijke factor; ouderen bezitten vaker een e-bike en hier stijgt het e-bike bezit ook sneller dan onder andere leeftijdsgroepen. Het aandeel gebruikers van de normale fiets blijft gelijk, ongeveer driekwart van de Nederlanders bezit een normale fiets.

Ontwikkeling deelmobiliteit

Bijna één op de vijf (18%) Nederlanders heeft de afgelopen drie jaar één of meerdere deelautosystemen gebruikt. Daarnaast maakt bijna één op de vijf (19%) gebruik van één of meerdere deelvervoermiddelen anders dan autodelen. De deelfiets (inclusief de OV-fiets, 10%) en carpoolen/ritdelen (9%) worden het meest gebruikt. De hoofdreden geen gebruik te maken van een deelauto is dat men reeds een auto bezit. Men maakt geen gebruik van andere deelvervoermiddelen omdat men het nog nooit nodig heeft gehad. Voor de meeste gebruikers van deelmobiliteit maakt het gebruik geen verschil in het meer of minder reizen met andere vervoermiddelen zoals de auto.

Onderzoeksverantwoording

In opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voerde Ipsos I&O samen met Goudappel het Landelijk Reizigersonderzoek uit. De dataverzameling van het onderzoek liep in het najaar van 2023. De meeste respondenten komen uit het Ipsos I&O Panel, de respons is aangevuld via PanelInzicht en een open link. De open link is verspreid via (samenwerkingsverbanden) van deelnemende gemeenten.

In totaal deden 15.047 Nederlanders mee aan het Landelijk Reizigersonderzoek. De resultaten zijn door middel van een weging representatief voor de Nederlandse volwassen bevolking naar geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, stedelijkheidsgraad woonlocatie, landsdeel en sector.

We vertellen u graag nog veel meer over Ipsos I&O.


Neem contact op

afbeelding

Bram Wolf

Onderzoeksadviseur

afbeelding

Stan Groenhuis

Onderzoeker

Willen weten...
Herkent u zich daarin? Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.