Hulpvraag van kwetsbare groepen in beeld
Huisje, boompje, beestje; een zinvolle dagbesteding, een eigen stekje, contact met anderen en – vooral – een levenspartner. De wensen van mensen die kampen met psychosociale en psychiatrische problematiek, kwetsbare ouderen of mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking zijn net als die van ieder ander. Maar wanneer er sprake is van een beperking, zijn die doelen voor veel kwetsbare personen een stuk lastiger te bereiken. Kwalitatief onderzoek op maat brengt de situatie en hulpvraag van deze burgers in kaart, zodat gemeenten hun ondersteuningsbeleid zo kunnen vormgeven dat ook deze burgers kunnen meedraaien.
Extramuralisatie, Wmo en AWBZ
Nederland kent al sinds de jaren negentig een sterke beweging richting extramuralisatie: waar voorheen kwetsbare personen veelal in instellingen of beschermde woongroepen leefden, vaak ver afgelegen van ‘het echte leven’, dicteerde de nieuwe visie deze groepen ‘de wijken in’. Met als drijfveren de participatiegedachte, het ideaal van de ‘zorgzame samenleving’, maar ook kostenreductie.
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) vormt sinds 2007 het kader van de participatie- en compensatieplicht, die gemeenten hebben ten aanzien van hun inwoners. Zij zijn wettelijk verplicht hun burgers te compenseren voor belemmeringen volgend uit ziekte, ouderdom, beperking of gebrek die sociale en maatschappelijke participatie in de weg staan.
De verantwoordelijkheid die gemeenten dragen voor het welzijn en de participatie van alle en dus ook de kwetsbare burgers, wordt versterkt door de recente hervormingen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). In het Rijksstreven om de groei van deze ‘noodregeling’ te beteugelen en deze betaalbaar te houden, zijn de regels voor verstrekking aangescherpt. Zo is de ondersteuning sinds 2008 vervallen voor mensen met (alleen) psychosociale problematiek. Vorig jaar werd het recht op AWBZ-begeleiding landelijk voor zo’n 170.000 cliënten opnieuw gewogen, waarbij mensen met lichte tot matige lichamelijke, geestelijke of psychiatrische beperkingen hun aanspraak (deels) kwijtraakten. Voor dit jaar staan nieuwe maatregelen op stapel; invoering van een eigen bijdrage voor onder meer dagbesteding moet de toeloop op het aanbod verder reguleren.
Deze ontwikkelingen brengen ‘nieuwe’ doelgroepen onder verantwoordelijkheid van gemeenten. Zij hebben allereerst informatie nodig om zich voor te bereiden op de ondersteuning van deze inwoners. Wat is hun problematiek en wat hebben zij nodig? In hoeverre biedt het Wmo-aanbod voor deze groepen een oplossing? En is het aanbod van lokale algemene voorzieningen voldoende toegankelijk voor deze burgers? Het gaat dan bijvoorbeeld om het welzijnsaanbod in buurthuizen, het algemeen maatschappelijk werk en klussen-, maaltijd- en maatjesdiensten.
Vraag en aanbod
Deskresearch, analyse van cliëntregistraties en gesprekken met sleutelinformanten vanuit zorgaanbieders en welzijnsinstellingen bieden inzicht in de gevolgen aan de aanbodzijde. Daarnaast is een goed beeld van de vraagzijde essentieel: wat is de situatie en hulpvraag van de burgers zelf? Hier landen de maatregelen meteen; sommige hulpvragen openbaren zich niet of pas veel later bij de instellingen.
Maatwerk en flexibiliteit
Onderzoek onder kwetsbare groepen vereist maatwerk en een kleinschalige aanpak. In groepsgesprekken – met vijf tot acht personen per keer – worden in een informele sfeer alledaagse onderwerpen besproken: hoe is de situatie op het gebied van werk, dagbesteding, sociale contacten, mobiliteit, het voeren van een huishouden en financiën? Bij mensen met een verstandelijke beperking of meer aan huis gebonden doelgroepen worden de gesprekken één op één gevoerd, soms in aanwezigheid van een begeleider. Het niveau van de vragen wordt tijdens het gesprek op de respondent afgestemd. De kleinschalige opzet en de aanwezigheid van lotgenoten creëert een veilige interviewomgeving, waarin de respondenten vrijuit durven spreken.
De ervaringen met deze methodiek zijn positief. In een recent uitgevoerd onderzoek in een Noordhollandse gemeente zijn op deze wijze in totaal bijna tachtig personen gesproken uit de volgende doelgroepen: allochtone ouderen, mensen met psychosociale en psychiatrische problemen, mensen met lichamelijke beperkingen en mensen met geestelijke beperkingen.
Foto-onderzoek
Om een nadere inkijk in het leven van alledag te bieden, is in deze gemeente bovendien foto-onderzoek uitgezet: een twintigtal respondenten bracht door middel van een wegwerpcamera een dag uit hun leven in beeld. Zo’n vierhonderd foto’s laten zien waarom het draait: het dagelijkse praatje met de ander, samen eten, de hond als maatje en ‘bewegingscoach’, het belang van een zelfstandig vervoermiddel, de belemmeringen van een krappe portemonnee en de trots op de eigen woonruimte.
Toekomstperspectief
Onderzoek onder kwetsbare groepen laat verder zien dat sociaal isolement het grootste probleem is waartegen men aanloopt. Een goede dagbesteding vormt hierin de sleutel. Dit structureert het leefritme, biedt afleiding, sociale contacten, zingeving en versterkt het zelfvertrouwen waardoor mensen er veelal in slagen het zelfstandig te redden.
Het huidig aanbod aan dagbesteding – variërend van recreatieve dagopvang tot regulier betaald werk – biedt lang niet altijd voldoende variatie voor de verschillende behoeften en competenties. Doordat gemeenten vooral ervaring hebben met de ondersteuning van ouderen, is het aanbod aan dagbesteding voor groepen zonder werkambitie over het algemeen goed. Maar jongere mensen met een beperking of met psychiatrische problematiek kunnen en willen meer; zij hebben behoefte aan opleiding, werk en – vooral – toekomstperspectief. Ook (uitzicht op) mogelijkheden om financieel vooruit te komen, zijn daarbij van belang. Vaak is het niet haalbaar een dermate breed aanbod lokaal te bieden. Een bovenlokaal aanbod biedt meer mogelijkheden. Daarbij is wel aandacht nodig voor passend en betaalbaar vervoer, omdat kwetsbare groepen vaak fysieke, materieële en/of psychische belemmeringen ondervinden in hun mobiliteit.
Huiskamer
Voor de dagelijkse contacten en een vinger aan de pols voor als het even wat minder goed gaat, zijn sociale contacten en sociale controle nodig. Ook lotgenotencontact is hierbij van belang. Hoe fijn het ook is om ‘mee te doen’; contact met mensen waaraan je niets hoeft uit te leggen en die je accepteren zoals je bent, is essentieel, zo blijkt uit de gesprekken. Er bestaat grote behoefte aan een laagdrempelig inloop – een huiskamer – in de woonwijken, open voor iedereen. Voor een praatje, een kopje koffie, een spelletje of om samen te eten. Bemenst door vrijwilligers – mogelijk deels vanuit de kwetsbare groepen zelf – met als achterwacht deskundigheid vanuit de gemeente en instellingen. Zo snijdt het mes aan twee kanten. Deze huiskamers bieden sociaal contact, ontspanning en integratie tussen wijkbewoners en fungeren daarnaast als vindplek voor (vroeg)signalering, voorlichting en preventie.