Groeikansen voor de VVD, SP en PVV. Dilemma’s voor andere partijen.
In het begin van de eenentwintigste eeuw gaan conflicten in de Nederlandse politiek voornamelijk over vier clusters van onderwerpen: 1. sociaaleconomische thema’s, 2. duurzaamheid, 3. culturele thema’s die te maken hebben met criminaliteit, immigratie en integratie en 4. veranderingen in de staatsinrichting. De sociaaleconomische onderwerpen hebben vaak betrekking op de wenselijkheid van ingrijpen van de overheid in de economie om een meer gelijke verdeling van welvaart te bereiken. Voorstanders van inkomensnivellering geven vaak ook meer prioriteit aan het bevorderen van duurzaamheid. Mensen die voor een hardere aanpak van criminaliteit zijn, vinden ook vaker dat nieuwkomers zich meer moeten aanpassen aan de cultuur van autochtonen en zijn eerder voorstander van een restrictief immigratiebeleid. Strijdpunten over de staatkundige inrichting van Nederland hebben vooral betrekking op de Europese eenwording. Enerzijds zijn er voorstanders van een verdere overdracht van politieke bevoegdheden van Nederland aan de Europese Unie, met als mogelijk eindresultaat een federaal Europa. Anderzijds zijn er mensen die geen verdere overdracht willen of zelfs aan de EU toegekende politieke macht willen terugbrengen naar Nederland.
In deze onderzoeksnotitie staat de vraag centraal welke posities partijen en kiezers innemen op belangrijke conflicten in de Nederlandse politiek en wat dat zegt voor toekomstige electorale kansen van politieke partijen. Deze vragen zijn beantwoord met gegevens van een grootschalige enquête, die I&O Research in augustus 2012 heeft afgenomen bij een representatieve steekproef van ruim 7.000 kiesgerechtigde respondenten. In deze enquête zijn respondenten een twintigtal stellingen voorgelegd over actuele politieke onderwerpen. Ze konden aangeven of ze het eens of oneens waren met de stellingen, of neutraal waren op het onderwerp.
Kiezers zijn in meerderheid economisch links, cultureel rechts en Eurosceptisch
De opinieverdeling op de drie soorten conflicten laat het volgende beeld zien. Op economische onderwerpen zijn meer linkse dan rechtse kiezers. De helft (51%) is voor een vermindering van inkomensverschillen. Drie op de tien (29%) is tegen een vermindering. Een op de vijf (20%) is neutraal wat betreft de omvang van inkomensverschillen.
Op culturele onderwerpen zijn daarentegen meer rechts- dan linksgeoriënteerde kiezers. Twee derde (68%) is voor strengere toelatingseisen voor asielzoekers. Slechts 15% is tegen een strenger toelatingsbeleid. Een op de zes (16%) is neutraal op deze kwestie.
Er zijn meer tegenstanders dan voorstanders van een meer federaal Europa. Zes op de tien (58%) is tegen een verdere afdracht van bevoegdheden aan de EU voor een gezamenlijk economisch beleid, iets meer dan een kwart (27%) is een voorstander, 15% is neutraal.
Vervolgens kunnen we de opinieverdeling van kiezers op drie paren van conflicten in kaart brengen; 1. Het sociaaleconomische en culturele conflict (zie figuur 1). 2. Het sociaaleconomische en politieke veranderingsconflict (zie figuur 2). 3. Het culturele en politieke veranderingsconflict (zie figuur 3). De posities van partijen in deze figuren geven ons een indicatie van de vertegenwoordiging van de publieke opinie en de electorale kansen van partijen. Hierbij beperken we ons tot de meest opmerkelijke bevindingen.
Uit het onderzoek blijkt dat de PvdA en Groen Links in beperkte mate stemmen kunnen winnen van kiezers waarmee op zowel economisch als cultureel terrein overeenstemming is. Slechts een op de tien kiezers (9%) is economisch links en cultureel links. De VVD daarentegen kan wel rekenen op veel kiezers die overeenstemmen op de onderwerpen waarop de partij zich profileert. Ruim een vijfde van de kiezers (22%) is zowel economisch als cultureel rechts. Opvallend is dat een grote groep kiezers door geen van de politieke partijen op beide onderwerpen wordt vertegenwoordigd. Een derde (33%) is economisch links en cultureel rechts.
De politieke ruimte op het sociaaleconomische en politieke veranderingsconflict is met name van belang voor het CDA en de SP. Het CDA kan weinig kiezers aan zich binden met overeenstemming op zowel economische onderwerpen als op het terrein van politieke verandering. Slechts 5% van de kiezers toont een voorkeur voor een meer federaal Europa en is neutraal op het strijdpunt van de inkomensverschillen. De SP heeft wel de potentie om veel kiezers te werven met overeenstemming op beide onderwerpen. Drie op de tien kiezers (30%) is economisch links en eurosceptisch.
Tenslotte de positionering van kiezers en partijen op culturele onderwerpen en het vraagstuk van politieke verandering. De groep kiezers met overeenstemming op de soorten onderwerpen waarop D66 zich profileert is een smaldeel van het electoraat. Slechts 7% van de kiezers is te duiden als links op culturele onderwerpen en een voorstander van een meer federaal Europa. De mogelijkheid voor rechts-populistische partijen om kiezers te binden op zowel culturele onderwerpen als het conflict van politieke verandering, is groot. Bijna de helft van de kiezers (45%) is cultureel rechts en eurosceptisch. De standpunten van deze groep hebben de meeste overeenstemming met het beleidsprofiel van de PVV.
Gevolgen voor verkiezingsstrategieën
De VVD, SP en de PVV hebben de mogelijkheid om met een integrale presentatie van hun verkiezingsprogramma stemmen te winnen van grote delen van het electoraat. Er zijn relatief veel kiezers die met deze partijen overeenstemmen op de soorten onderwerpen die een belangrijke rol spelen in de verkiezingsprogramma’s.
Dit geldt niet voor de PvdA, Groen Links, D66 en het CDA. Als deze partijen stemmen proberen te winnen onder kiezers waarmee zij overeenstemmen op een bepaald type conflict, dan is de kans op succes geringer. Bij de presentatie van het gehele beleidsprogramma kunnen deze kiezers alsnog afhaken vanwege gebrek aan overeenstemming op een ander conflict. Een pregnant voorbeeld is de PvdA. Veel kiezers van lagere inkomensgroepen kunnen zich vinden in pleidooien voor inkomensnivellering, maar worden weinig enthousiast van linkse standpunten ten aanzien van immigratie en integratie. Dit probleem zouden de partijen op drie manieren kunnen omzeilen: 1. In verkiezingscampagnes hoofdzakelijk de nadruk leggen op thema’s die gerelateerd zijn aan één bepaald type conflict. 2. Het voeren van gedifferentieerde verkiezingscampagnes op basis van segmentanalyses, waarbij standpunten op bepaalde thema’s selectief onder de aandacht worden gebracht van groepen kiezers. 3. Het houden van verkiezingscampagnes waarbij de besproken conflicten niet worden benadrukt. In de plaats hiervan kunnen partijen de kiezers proberen te overtuigen van de competentie van hun politiek leiders in het bereiken van beleidsdoelen die niet of nauwelijks controversieel zijn. Voorbeelden van deze consensusonderwerpen zijn het bevorderen van werkgelegenheid en het terugdringen van criminaliteit, milieuvervuiling en woningschaarste.