EP-verkiezingen sterk landelijk gekleurd

Over twee weken vinden de Europese Parlementsverkiezingen plaats. Het lijkt er nu op dat de opkomst ongeveer gelijk zal zijn aan vijf jaar geleden (destijds 42 procent). PVV en GroenLinks-PvdA maken de grootste kans om als grootste partij uit de bus te komen. Kiezers gaan bij deze verkiezingen veel sterker af op landelijke politiek dan op Europese politiek.
22 mei 2024 | Peter Kanne & Asher van der Schelde

De afgelopen twee weken voerde Ipsos I&O twee opinieonderzoeken uit met betrekking tot de Europese Parlementsverkiezingen. Het eerste onderzoek vond plaats van 10 mei tot en met 13 mei, de tweede meting, met alleen de stemintentie, een week later (17 tot 21 mei) nadat het nieuws over het formatie-akkoord naar buiten was gekomen. In dit rapport zijn de uitkomsten van beide metingen gerapporteerd.

Opkomstverwachting: waarschijnlijk in lijn met 2019

In onze spoedpeiling van 17 tot 21 mei zegt 57 procent ‘zeker’ te gaan stemmen. Hoewel deze opkomstintentie een overschatting is (en dus zeker geen voorspelling van de opkomst), aangezien degenen die aan onderzoeken meedoen meer geneigd zijn te gaan stemmen, geeft dit een voorzichtige indicatie dat de opkomst in de buurt van de 42 procent van 2019 zal liggen. In mei 2019 zei 54 procent, een maand voor de verkiezingen, ‘zeker’ te gaan stemmen en bracht 42 procent daadwerkelijk een stem uit. Dit duidt erop dat de opkomst in lijn zal liggen met die van 2019. 

Gebrek aan kennis (34%), vertrouwen (26%) en interesse (19%) zijn de belangrijkste redenen om (waarschijnlijk) niet te gaan stemmen. Bij PVV-kiezers – die relatief vaak niet denken te gaan stemmen – is het relatief vaak een gebrek aan vertrouwen en kennis.

PVV op 9, GL-PvdA op 7 zetels; zeven partijen net wel of net geen zetel

In de EP-peiling van 13 mei komen zowel PVV als GroenLinks-PvdA op 8 virtuele zetels. In de spoedpeiling direct na de presentatie van het regeerakkoord, zijn de wijzigingen beperkt en niet significant, maar ze leiden er wel toe dat de PVV op 9 zetels komt en GL-PvdA op 7.

VVD volgt met 4 virtuele zetels, D66, CDA en Volt krijgen er elk twee.

De kiesdrempel ligt op 3,22 procent. Een aantal partijen (PvdD, BBB, SGP, NSC, SP) zit daar in deze zetelpeiling net boven, zij halen één virtuele zetel. CU en FvD zitten er net onder en halen in deze peiling geen zetel. De marge bij deze partijen is echter iets meer dan een procentpunt: al deze zeven partijen kunnen dus 0, 1 of 2 zetels halen. Op basis van deze peiling is niet te voorspellen of dat wel of niet zal lukken.

Immigratie en internationale veiligheid belangrijker; economische onderwerpen minder

We zien grote verschuivingen t.o.v. vijf jaar geleden als het gaat om de thema’s die kiezers drijven naar een partij.

Immigratie en vluchtelingenproblematiek is nu het belangrijkste onderwerp (van 43 naar 55%) en ook internationale veiligheid (spanningen tussen landen, internationale conflicten; van 26 naar 37%) wordt nu vaker genoemd. Twee internationaal aangedreven kwesties waarbij de EU ook een belangrijke rol zou kunnen spelen. Een derde grote stijger is de woningmarkt (van 19 naar 32%), niet direct een probleem dat Europees aangepakt wordt.

Onderwerpen die nu minder meespelen in de partijkeuze zijn met name sociaaleconomische onderwerpen (inkomensongelijkheid/armoede, economisch beleid, arbeidsmarkt/werkloosheid).

Klimaatverandering / natuur blijft – met 40 procent – stabiel het tweede onderwerp. Ook de EU zelf (voor of tegen EU) is met 36 procent eveneens een belangrijke drijfveer voor stemgedrag. 

Landelijke politiek leidend

Kiezers gaan bij hun keuze bij de EP-verkiezingen sterk af op de landelijke politiek. Veel meer dan bijvoorbeeld bij gemeenteraadsverkiezingen. 

Als we er rechtstreeks naar vragen, zegt ruim de helft van de kiezers dat hun keuze voor een partij bij de Europese Parlementsverkiezingen vooral bepaald wordt door wat ze van deze partij zien in de landelijke politiek. En dit is zelfs nog iets gestegen: van 52 in 2019 naar 56 procent nu. Slechts 11 procent zegt: vooral door de Europese politiek.

Als we – meer indirect – vragen naar de stemmotieven, blijkt eveneens dat de landelijke politiek leidend is. Kiezers gaan bij hun partijkeuze vooral af op de standpunten die de partij landelijk uitdraagt en de ideologie van die partij. Motieven die direct te maken hebben met deze Europese verkiezingen (standpunten voor EP, lijsttrekker EP, stabiel bestuur of oppositie EP) worden duidelijk minder vaak genoemd dan dezelfde categorieën maar dan met betrekking tot de landelijke politiek.

Bekendheid EP-lijsttrekkers in twee maanden niet toegenomen

Dat de Europese verkiezingen niet leven bij de kiezers blijkt ook uit de zeer beperkte bekendheid van de lijsttrekkers. In 2019 was Frans Timmermans (lijsttrekker voor de PvdA) bekend bij 69 procent van de kiezers. Op afstand volgde Sophie in ’t Veld van D66, zij was bekend bij 26 procent.

Van de huidige lijsttrekkers komt niemand in de buurt van dit soort cijfers. Ten opzichte van ons onderzoek uit maart is er nauwelijks iets veranderd aan de bekendheid. 

Bas Eickhout, sinds 2009 lid van het EP voor GroenLinks, was in maart bekend bij 11 procent, nu opnieuw. Ook de bekendheid van Malik Azmani is gelijk gebleven: 10 procent.

Sebastiaan Stöteler, lijsttrekker van de PVV, samen met GL-PvdA de virtueel grootste partij – is bekend bij slechts 3 procent. In maart was zijn lijsttrekkerschap nog niet bekend. 

In 2019 zei een kwart (24%) van de kiezers geen enkele lijsttrekker te kennen, dat is nu 73 procent.

Onderzoeksverantwoording

Dit onderzoek vond plaats op twee momenten. Het eerste veldwerk vond plaats van vrijdagmiddag 10 mei tot dinsdagochtend 14 mei. In totaal werkten 2.102 Nederlanders van 18 jaar of ouder mee aan dit onderzoek. De steekproef is grotendeels getrokken in het I&O Research Panel. 100 respondenten met een niet-westerse achtergrond deden mee via Panelclix.

De tweede meting vond een week later plaats van vrijdagmiddag 17 mei tot dinsdagochtend 21 mei. In totaal werkten 2.141 Nederlanders van 18 jaar of ouder mee aan dit onderzoek. De steekproef is volledig getrokken in het I&O Research Panel.

Weging en marges
De onderzoeksresultaten zijn gewogen op geslacht, leeftijd, regio, opleidingsniveau en stemgedrag bij de Tweede Kamerverkiezingen in november 2023. De weging is uitgevoerd conform de richtlijnen van de Gouden Standaard (CBS). Hiermee is de steekproef representatief voor de kiesgerechtigde Nederlandse inwoners (18+), voor wat betreft deze achtergrondkenmerken. Bij onderzoek is er sprake van een betrouwbaarheidsinterval en onnauwkeurigheidsmarges. In dit onderzoek gaan we uit van een betrouwbaarheid van 95 procent. Bij een steekproef van n=2.000 en een uitkomst van 50 procent is er sprake van een foutmarge van plus of min 2,2 procent.

We vertellen u graag nog veel meer over Ipsos I&O.


Neem contact op

afbeelding

Peter Kanne

Senior onderzoeksadviseur

afbeelding

Asher van der Schelde

Onderzoeker

Willen weten...
Herkent u zich daarin? Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.