Deel meeroudergezinnen wil regeling voor meerouderschap

Op dit moment gaat de wetgeving nog uit van maximaal twee ouders en twee personen met gezag over een kind. De Staatscommissie Herijking Ouderschap heeft geadviseerd om de mogelijkheid te bieden voor het toekennen van juridisch ouderschap en ouderlijk gezag aan maximaal vier ouders. Het WODC heeft Ipsos I&O gevraagd onderzoek te doen naar de potentiële doelgroep voor wetgeving over meerouderschap en meerpersoonsgezag. Aan dit onderzoek namen 11.639 volwassenen tussen 20 en 68 jaar deel, waarvan totaal vier procent aangeeft één of meerdere kinderen onder de 25 jaar op te voeden in een meeroudergezin.
Intentionele en niet-intentionele meeroudergezinnen
Het belangrijkste onderscheid in de potentiële doelgroep is het verschil tussen intentionele en niet-intentionele meeroudergezinnen. Anders gezegd: of het voor de conceptie van het kind de intentie was om dit met meer dan twee ouders op de wereld te zetten en op te voeden, of niet. Binnen deze twee doelgroepen kunnen verschillende typen gezinnen worden onderscheiden. Bijvoorbeeld intentionele meeroudergezinnen bestaande uit twee moeders en een vader, of een heterostel dat met behulp van een (bekende) derde persoon een kind krijgt. Niet-intentionele meeroudergezinnen kunnen bestaan uit bijvoorbeeld gescheiden ouders waarvan één van de ouders een nieuwe partner heeft, of waarbij beide ouders een nieuwe partner hebben.
Schatting aantal meeroudergezinnen in Nederland
Vier procent van de volwassenen tussen de 20 en 68 jaar in Nederland geeft in dit onderzoek aan één of meerdere kinderen onder de 25 jaar op te voeden in een meeroudergezin. Bij 3,8% is sprake van een niet-intentioneel meeroudergezin. Het aandeel dat bewust kiest voor meerouderschap (intentioneel meeroudergezin) ligt tussen de 0,06% en 0,24%. Door de kleine aantallen in het onderzoek is de grootte van deze laatste groep moeilijker vast te stellen.
Op basis van deze percentages is in dit onderzoek een inschatting gemaakt van het aantal meeroudergezinnen in Nederland met kinderen jonger dan 25 jaar. Daarbij komen we uit op ongeveer 1.700 tot 9.200 intentionele meeroudergezinnen en 108.750 tot 145.000 niet-intentionele meeroudergezinnen. Hierbij houden we rekening met het feit dat er per meeroudergezin drie à vier volwassenen betrokken zijn (mogelijk verdeeld over meerdere huishoudens). [1]
Tabel 1.1 Omvang doelgroepen meeroudergezinnen in Nederland
Intentionele meeroudergezinnen | Niet-intentionele meeroudergezinnen | |
% volwassenen in een meeroudergezin | 0,06% tot 0,24% | 3,8% |
Inschatting aantal meeroudergezinnen | 1.700 tot 9.200 gezinnen | 108.750 tot 145.000 |
Omdat het aantal respondenten in een intentioneel meeroudergezin klein is (n = <40), kunnen we de resultaten over deze groep die we hierna beschrijven niet in percentages uitdrukken.
[1] In december 2024 telde Nederland ruim 11,4 miljoen volwassenen tussen 20 en 68 jaar. Berekening aantal intentionele meeroudergezinnen: Ondergrens: 11,4 miljoen*0,06%=6.800 volwassenen. 6.800/4=1.700. Bovengrens: 11,4 miljoen*0,24%=ongeveer 27.500 volwassenen. 27.500/3=9.200.
Berekening aantal niet-intentionele meeroudergezinnen: 11,4 miljoen *0,38%=435.000. Het aantal niet-intentionele meeroudergezinnen ligt dan tussen 435.000/4 ouders=108.750 en 435.000/3 ouders=145.000.
Volwassenen in meeroudergezinnen ervaren weinig problemen
Volwassenen in intentionele meeroudergezinnen die geen ouderschap en/of gezag hebben, lopen in de dagelijkse praktijk beperkt tegen problemen aan. Veelal omdat er oplossingen worden gevonden voordat de problemen zich voordoen. Over de minder vaak voorkomende situaties als medische situaties en erfrecht wordt nog niet altijd nagedacht en omdat men er niet direct mee te maken heeft, ervaart men deze problemen nu niet. Een enkeling maakt zich hier wel zorgen over.
Ook het merendeel (76%) van de volwassenen in niet-intentionele meeroudergezinnen, die geen ouderschap en/of gezag hebben, ervaart geen problemen. Problemen die wel ervaren worden wijken niet af van de problemen in de intentionele meeroudergezinnen, maar deze problemen lijken minder vaak voor te komen.
Relatief minder behoefte aan regeling onder niet-intentionele meeroudergezinnen, maar in absolute aantallen mogelijk grotere groep
Een groot deel van de intentionele meeroudergezinnen zou gebruik willen maken van een eventuele wettelijke regeling waarbij meerouderschap en/of meerpersoonsgezag mogelijk is. Maar er is ook een deel dat dit niet wil of verwacht dat andere ouders in het meeroudergezin er niet mee akkoord zouden gaan.
Bij niet-intentionele meeroudergezinnen is de wens om gebruik te maken van de regeling relatief kleiner. Slechts 6 procent van deze ouders zou het graag willen hebben én verwacht dat de andere betrokken ouders akkoord zouden gaan. Aangezien deze groep in aantal echter veel groter is, is het mogelijk dat dit type meeroudergezin in absolute aantallen meer gebruik zou maken van de regeling.
Erkenning, rechten en beslissingen kunnen nemen
De meest genoemde redenen om gebruik te willen maken van een regeling voor meerouderschap en/of meerpersoonsgezag zijn: erkenning, het hebben van rechten over het kind en de bevoegdheid om beslissingen te kunnen nemen. De ouders die nauw betrokken zijn bij de opvoeding maar die juridisch gezien ‘niets’ zijn van het kind krijgen met meerouderschap erkenning voor hun rol.
Kans op complexe situaties
Redenen om juist niet gebruik te willen maken van de regeling zijn de angst dat de gezinssituatie daarmee te chaotisch of complex wordt. Daarnaast geven volwassenen in niet-intentionele meeroudergezinnen nog een andere reden: zij willen niet dat een extra persoon (veelal de nieuwe partner van hun ex of hun eigen nieuwe partner) gezag of ouderschap krijgt, omdat deze persoon niet de biologische ouder is en niet vanaf het begin betrokken is geweest bij het kind en/of de opvoeding.
Hoeveel meeroudergezinnen daadwerkelijk gebruik zullen maken van de nieuwe wetgeving is op basis van dit onderzoek moeilijk vast te stellen. Dit onderzoek biedt alleen de mogelijkheid om enkele schattingen te maken. Wel geeft het een beeld van de behoefte aan een wettelijke regeling en de omvang en de aard van de problemen die daarmee kunnen worden verholpen.
U kunt het gehele rapport hier downloaden.
Onderzoeksverantwoording
Het onderzoek kende twee fasen. De eerste verkennende fase bestond uit literatuuronderzoek, interviews met ouders in meeroudergezinnen en experts op het gebied van meeroudergezinnen. Vervolgens is in de tweede fase van het onderzoek een vragenlijst ontwikkeld met behulp van de inzichten uit de eerste fase. Voor het invullen van deze vragenlijst zijn 20.000 Nederlanders van 20 tot en met 68 jaar benaderd door middel van het I&O Research Panel. In totaal namen 11.639 mensen deel aan het onderzoek. Op de data is een weging toegepast op de kenmerken geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en regio, zodat de uitkomsten wat betreft deze kenmerken representatief zijn voor de Nederlandse bevolking van 20 tot en met 68 jaar op deze kenmerken. Het aantal volwassenen in een intentioneel meeroudergezin dat de vragenlijst invulde is klein (n= <40). De resultaten van deze groep dienen als indicatief te worden gezien.

Carolien Veldkamp
Onderzoeker

Rachel Beerepoot
Senior onderzoeksadviseur