De omgevingswet: balanceren tussen flexibiliteit en rechtszekerheid
De invoering van de Omgevingswet is uitgesteld naar medio 2019. Deze datum zou nog wel eens verder naar achteren kunnen worden geschoven, net zoals destijds met de Wabo is gebeurd. Die is uiteindelijk drie jaar later dan in eerste instantie was beoogd van kracht geworden. Daarbij is het onduidelijk hoeveel haast de nog te vormen nieuwe coalitie zal maken met de Omgevingswet. Toch zijn gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk al druk bezig met de voorbereidingen van dit traject, dat qua impact vergeleken wordt met de decentralisaties in het sociaal domein. Hoewel er al veel informatie beschikbaar is over de omgevingswet, hebben weinig mensen zicht op wat de omgevingswet precies omvat. Nog één keer kort dan:
Wat gaat er gebeuren?
De omgevingswet bundelt een breed palet aan wetten (26!) en regels op het gebied van ruimtelijke projecten. Structuurvisies gaan verdwijnen. Nu beslist vaak een bestuurslaag over een gebied, zonder rekening te houden met de anderen. In plaats daarvan komen omgevingsvisies die in samenspraak tussen Rijk, waterschap, gemeente en provincie worden opgesteld. Omgevingsvisies zijn dus integrale, strategische plannen voor de fysieke leefomgeving. De integraliteit tussen de bestuurslagen maakt mogelijk om met één loket te werken. Als bijvoorbeeld gemeente en provincie allebei verantwoordelijk zijn voor een vergunningaanvraag, dan neemt toch één bestuurslaag de beslissing.
Wat is het doel?
De drempel om invloed uit te oefenen op de fysieke leefomgeving wordt lager: het is niet alleen makkelijker op de hoogte te zijn van wat er speelt, ook zorgt de integrale aanpak voor meer snelheid, klantvriendelijkheid, duidelijkheid en rechtvaardigheid bij de besluiten. Daarnaast wordt beoogd dat de efficiency in de dienstverlening toeneemt.
Waar komt dit vandaan?
De omgevingswet past in de landelijke cultuuromslag – zichtbaar in alle bestuurslagen – dat er meer aandacht is voor het meedenken met ‘de burger’. In vrijwel elke gemeente of provincie zijn werkgroepen bezig met deze organisatieontwikkeling: meer aandacht voor de klant, meedenken aan de voorkant om gedoe aan de achterkant te minimaliseren. Verschuilen achter de regels wordt uiteraard niet als wenselijk gezien. Deze trend is al jaren bezig, maar blijkt een proces van de lange adem. Vakafdelingen moeten meer taken uit handen geven en op zoek naar de ruimte in de wetgeving: meer denken vanuit de gebruiker en minder vanuit regels.
Wat gebeurt er nu?
Er gebeurt al veel. Onder het motto ‘houd het eenvoudig, maakt het beter’ steunen de ministeries van Infrastructuur en Milieu en van Binnenlandse Zaken honderden projecten en pilots in het land. Op het gebied van het planvormingsproces, cultuurveranderingen binnen de overheden, duurzaamheid, digitalisering, participatie, versnelling van besluitvorming en integraliteit van beleid.
Wat moet er nog gebeuren?
Hoewel er al veel gebeurt, moet er minstens nog net zo veel gebeuren. Gemeentelijke werkgroepen – samengesteld uit de afdelingen die zich bezig houden met verkeer, water, openbare ruimte, economie, vergunningen en handhaving – zoeken naar een ideale, integrale invulling. Taken die nog versnipperd zitten over de organisatie, dienen zo veel mogelijk te worden samengebracht.. Een enquête van Binnenlands Bestuur onder driehonderd publieke professionals bracht onlangs aan het licht dat veertig procent van de professionals hun eigen organisatie een onvoldoende geeft voor het integraal werken. En dit is nog maar één van de stappen. Ook moeten de omgevingsplannen geschreven (of geactualiseerd) gaan worden, waarbij de kaders opnieuw worden bekeken. Gemeenten staan in de rij om in lijn met het omgevingsplan aan de slag te gaan.Een veel gehoord zorgpunt is de digitalisering: zijn de systemen van de overheid straks klaar voor het nieuwe Digitale Stelsel Omgevingswet? Anders kan men niet werken met deze omgevingsplannen en -visies.
Wat wordt het effect op de organisatie?
Het is moeilijk op voorhand te zeggen welke gevolgen de invoer van de omgevingswet voor de werkwijze gaat hebben, maar dat deze gaat veranderen staat vast. De afdeling die zich bezig houdt met vergunningverlening moet een balans zoeken tussen flexibiliteit en rechtszekerheid. De insteek is dat bij initiatieven van burgers en bedrijven alle omgevingsfactoren integraal gewogen moeten worden en dat burgers en bedrijven steeds meer zelf mogen regelen. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu concludeert al op basis van de pilots dat een andere werkwijze staat of valt met de cultuur van overheden. Uit het rapport Pionieren met de Omgevingswet (2017): “Gedreven trekkers zijn nodig om de eigen organisatie te veranderen. Houding en gedrag moeten meer flexibel gericht zijn op samenwerking en ruimte geven aan initiatieven uit de samenleving.” De flexibiliteit kan dan weer niet doorslaan in willekeur. Dit vraagt om een duidelijke regierol binnen de vergunningverlening.
Welke rol speelt onderzoek?
I&O Research doet al langer onderzoek naar gemeentelijke dienstverlening rond ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving, voor gemeenten en voor rekenkamers. Bij dergelijk klanttevredenheidsonderzoek is het van steeds vaker van belang om de beoogde voordelen die gepaard gaan met de omgevingswet uit te vragen, zodat er rekening gehouden kan worden met de wensen van de klant én zodat in de toekomst het daadwerkelijke effect kan worden gemeten. In het voorjaar van 2017 wordt een landelijk onderzoek uitgevoerd om zicht te krijgen op de huidige dienstverlening in opdracht van het programma ‘Aan de slag met de Omgevingswet’, een samenwerkingsverband van gemeenten (VNG), provincies (IPO), waterschappen (UvW) en het Rijk. Nu zitten overheden nog in de fase van pilots en maatwerk; naar mate er meer sprake is van uniformisering zal monitoronderzoek (en eventueel benchmarking) een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan kwaliteitscontrole en verbetering van de dienstverlening.