Ipsos I&O-zetelpeiling: Coalitiepartijen houden stand ondanks onvrede en opmars CDA
![Ipsos I&O-zetelpeiling: Coalitiepartijen houden stand ondanks onvrede en opmars CDA](https://206.wpcdnnode.com/ipsos-publiek.nl/wp-content/uploads/2024/12/denhaag_hofvijver_vooraflevering-scaled.jpg)
In de derde aflevering van Ipsos I&O Peilpraat bespreken Peter Kanne en Asher van der Schelde dit onderzoek. Als onderstaande video niet werkt kunt u op deze link klikken.
Klik hier voor het volledige rapport.
In de Ipsos I&O-zetelpeiling van december 2024 is de PVV wederom veruit de grootste partij (37 zetels). GL-PvdA (23, een niet-significante daling van drie zetels) en VVD (stabiel op 22) volgen op gepaste afstand. Ten opzichte van de Tweede Kamerverkiezingen van 2023 staan drie partijen op winst: CDA (van 5 naar 14 zetels), D66 (van 9 naar 13) en PvdD (van 3 naar 7). NSC is de enige partij die op verlies staat (van 20 naar 3 zetels).
Figuur 1: Zetelpeiling Ipsos I&O 9 december 2024 (zetels)
“Op welke partij zou u op dit moment stemmen bij de Tweede Kamerverkiezingen?”
Basis: heeft partij van eerste voorkeur (n = 1.925).
![](https://206.wpcdnnode.com/ipsos-publiek.nl/wp-content/uploads/2024/12/image-15.png)
Bron: Ipsos I&O (december 2024)
Impopulariteit kabinet-Schoof evenaart dieptepunt van Rutte IV
De daling die de tevredenheid met het kabinet-Schoof de afgelopen maanden maakte zet door. Momenteel is 19 procent tevreden met het kabinet. In november was nog 23 procent tevreden, in september 32 procent. Een veel groter deel (69%) is ontevreden. Dit zijn niet alleen oppositiekiezers, ook kiezers van coalitiepartijen zijn in toenemende mate ontevreden met het kabinet. Zo is van de PVV-kiezers inmiddels 49 procent tevreden
In september 2022 was 17 procent van de kiezers tevreden over Rutte IV, lager scoorde Rutte IV nooit. Het percentage ‘tevreden’ dat we nu vinden voor de tevredenheid met het kabinet wijkt daar niet significant van af. Kortom, het kabinet Schoof is nu net zo impopulair als Rutte IV op het dieptepunt.
Figuur 2: Hoe tevreden of ontevreden bent u met het kabinet Schoof (van PVV, VVD, NSC en BBB?)
(Op basis van wat u tot nu toe van het kabinet gezien heeft)
Basis: allen (n = 2.279).
![](https://206.wpcdnnode.com/ipsos-publiek.nl/wp-content/uploads/2024/12/image-17-1400x617.png)
Bron: Ipsos I&O (december 2024)
Dalende tevredenheid vertaalt zich nog altijd niet in zetelverlies
Normaliter gaan tevredenheid met het kabinet en het gecombineerde zetelaantal met coalitiepartijen hand in hand met elkaar. Als de tevredenheid daalt, dalen coalitiepartijen in de peilingen. De coronacrisis van 2020 was een uitzondering op deze regel. Toen was de tevredenheid erg hoog (67%), maar kon de coalitie niet rekenen op een meerderheid van de zetels (47%, oftewel 71 zetels). Kiezers van oppositiepartijen waren vaak tevreden over het kabinet. Nu zien eveneens dat deze samenhang is verdwenen, maar dan omgekeerd: kiezers zijn ontevreden over het kabinet, maar verlaten niet massaal de regeringspartijen. Anders gezegd: 26 procent (45% minus 19%) is ontevreden, maar stemt toch op een coalitiepartij.
Figuur 3: Samenhang % zetels coalitiepartijen en % tevredenheid met kabinet. Basis: allen (n = 2.279).
![](https://206.wpcdnnode.com/ipsos-publiek.nl/wp-content/uploads/2024/12/image-18-1400x592.png)
Bron: Ipsos I&O (december 2024)
Wat is de verklaring?
Ontevreden coalitiekiezers zijn niet ontevreden over de beleidsdoelen van het kabinet. Ze onderstrepen bijvoorbeeld de plannen van de coalitie om immigratie in te dammen, en vinden het prettig dat er een stevig rechts kabinet zit. Kritiek van coalitiekiezers slaat dan ook voornamelijk op de vorm in plaats van de inhoud. Ze vinden dat de regering te veel bezig is met ruziemaken in plaats van ‘problemen op te lossen’. Een ontevreden BBB-kiezer: “Alleen maar gedoe, iedereen voor weetikwat uitschelden. Geen normale, menselijke manier van werken.”
Ontevreden kiezers van PVV en BBB wijzen vooral naar NSC. Zij zien deze partij als dwarsligger. In de woorden van een PVV-kiezers: “Geen daden maar woorden. NSC (en de ambtenarenkliek?) frustreert besluitvorming.” Ontevredenheid richting de ‘eigen partij’ is er nauwelijks, waardoor kiezers deze partijen (vooralsnog) niet de rug toekeren.
Ook in de peilingen van oktober en november schreven we over verklaringen voor het uiteenlopen van de (on)tevredenheid met het kabinet en de (virtuele) zetels van de regeringspartijen. Toen toonden we onder meer dat coalitiekiezers hun partij ook trouw blijven omdat zij ideologisch geen alternatief zien.
CDA wint virtuele zetels van centrumrechts, en steeds meer van links-progressief
In de zetelpeiling van december zien we dat het CDA gestaag zetels wint. De partij haalde bij de verkiezingen van november 2023 5 zetels maar staat nu in de peiling op 14 virtuele zetels. Kiezers die naar het CDA uitwijken komen voornamelijk van centrumrechtse partijen. Drie op tien huidige CDA-kiezer stemden in november 2023 ook CDA. Een even grote groep (32%) koos destijds voor NSC. Veertien procent komt van de VVD vandaan. Een kleiner deel komt van PVV (5%) of BBB (5%).
Vanuit links-progressieve partijen zijn er dus weinig kiezers overgestapt (5% van de huidige CDA’ers stemden in november 2023 op GL-PvdA, D66, SP of PvdD), maar het lijkt erop dat dit wel in toenemende mate gebeurt. Omdat we gebruik maken van een rolling panel (een manier van data verzamelen waarbij circa de helft van de steekproef ook meedeed aan de vorige meting) kunnen we zien in welke mate kiezers zijn overgestapt ten opzichte van verleden maand. Circa de helft van de kiezers die in november nog een voorkeur had voor een andere partij en nu CDA zou stemmen, komt van GroenLinks-PvdA, D66 of SP. Overstappers naar CDA noemen (spontaan) fractieleider Henri Bontenbal als motivatie om op de christendemocraten te stemmen, vaker dan bij andere partijen.
Nederlander wil liever investeren dan bezuinigen, maar is zuiniger dan voorheen
De voorbije politieke weken werden gedomineerd door de voorgenomen bezuinigingen van de coalitie op onderwijs, cultuur en wetenschap. Woensdag 11 december dient een akkoord te worden bereikt over mogelijke bezuinigingen op dit terrein. Ten tijde van de dataverzameling (6-9 december) en het schrijven van dit rapport (9-11 december) was er nog geen akkoord.
In algemene zin pleiten Nederlanders eerder voor investeringen (27%) dan bezuinigingen (11%). Maar, als we dit vergelijken met september 2020 zien we dat het draagvlak voor verdere investeringen fors is gedaald. Destijds pleitte 43 procent van de kiezers voor meer investeringen.
Kiezer wil liever dat er meer dan minder geld naar onderwijs gaat
Tabel 1 toont hoe verschillende kiezersgroepen denken over investeringen en bezuinigingen op bepaalde terreinen. De percentages tonen het saldo. Bijvoorbeeld: 37% van de PVV-kiezers is voor investeren in woningbouw (39% voor investeren – 2% voor bezuinigen = 37%). Een negatief saldo betekent dat meer kiezers willen bezuinigen dan investeren.
Van vijf onderwerpen willen bijna alle kiezersgroepen dat er in geïnvesteerd wordt: woningbouw, zorg, onderwijs, veiligheid en armoedebestrijding. Vooral D66’ers en GroenLinks-PvdA’ers pleiten in hoge mate voor investeren in onderwijs, maar ook coalitiekiezers willen liever dat er meer dan minder geld naar onderwijs gaat.
Alle kiezersgroepen pleiten, per saldo, voor bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking, kunst & cultuur en snelwegen. Klimaat/duurzaamheid is het onderwerp dat het meest polariseert: per saldo wil 51 procent van de GL-PvdA-kiezers en 39 procent van de D66-kiezers dat daar in wordt geïnvesteerd, terwijl per saldo 36 procent van de PVV-kiezers juist wil dat er op bezuinigd wordt.
Tabel 1: Saldo van investeringen – bezuinigingen (naar partijvoorkeur)
Basis: allen (n = 2.279). Uitgesplitst naar huidige politieke voorkeur.
![](https://206.wpcdnnode.com/ipsos-publiek.nl/wp-content/uploads/2024/12/image-4.png)
Bron: Ipsos I&O (december 2024)
Voorstel linkse oppositie geniet de meeste steun
Rondom het debat over de onderwijsbegroting zijn twee gelegenheidscoalities ontstaan die de bezuinigingen op onderwijs (ten dele) willen tegenhouden. Ten tijde van de dataverzameling (6 t/m 9 december 2024) lagen er twee alternatieve voorstellen. Eén van D66 (al stapte D66 later uit de onderhandelingen), CDA, ChristenUnie en JA21, die 1,3 miljard aan voorgestelde bezuinigingen ongedaan willen maken. In het andere voorstel van GroenLinks-PvdA, SP, Partij voor de Dieren, Volt en DENK wordt het hele pakket aan bezuinigingen geschrapt.[1]
We legden respondenten de drie voorstellen – de onderwijsbegroting van het kabinet en de twee alternatieve voorstellen – in samengevatte vorm voor (zie paragraaf 2.6). Daarbij is niet vermeld welk plan van welke partijen afkomstig is.
Het voorstel van de links-progressieve oppositiepartijen om de bezuinigingen op onderwijs, cultuur en wetenschappen helemaal te schrappen en dat te bekostigen met hogere belastingen voor het bedrijfsleven kan op de meeste steun rekenen (46%) kiest hiervoor. De bezuinigingen in afgeslankte vorm, waarbij onder andere de voorgenomen verlaging van het eigen risico ingeperkt zou worden, volgt op afstand (25% verkiest dit voorstel). De begroting van het kabinet is het minst populair (14%).
Figuur 4: Als u zou moeten kiezen, welk voorstel voor de Onderwijsbegroting zou u dan kiezen?
Basis: allen (n = 2.279).
![](https://206.wpcdnnode.com/ipsos-publiek.nl/wp-content/uploads/2024/12/image-19.png)
Op het moment van publiceren (donderdagochtend 12 december) is bekend geworden dat de coalitiepartijen een akkoord hebben bereikt met oppositiepartijen CDA, CU, SGP en JA21 over bezuinigingen op het onderwijs. De uiteindelijke bezuinigingen zitten ergens tussen het aanvankelijke voorstel van de coalitie (2 miljard bezuinigen) en oppositie (600 miljoen bezuinigen) in. Er zal de komende jaren zo’n 1,2 miljard wordt bezuinigd.
Onderzoeksverantwoording
Dit onderzoek vond plaats van vrijdag 6 tot maandagochtend 9 december 2024. Er was geen opdrachtgever. In totaal werkten 2.279 Nederlanders van 18 jaar of ouder mee aan dit onderzoek. De steekproef is grotendeels getrokken in het I&O Research Panel. Een deel (n = 200) deed mee via PanelClix. Dit zijn voornamelijk jongeren, lager opgeleiden en respondenten met een niet-westerse achtergrond.
De onderzoeksresultaten zijn gewogen op geslacht, leeftijd, regio, opleidingsniveau en stemgedrag bij de Tweede Kamerverkiezingen in november 2023. De weging is uitgevoerd conform de richtlijnen van de Gouden Standaard (CBS). Hiermee is de steekproef representatief voor de kiesgerechtigde Nederlandse inwoners (18+), voor wat betreft deze achtergrondkenmerken. Bij onderzoek is er sprake van een betrouwbaarheidsinterval en onnauwkeurigheidsmarges. In dit onderzoek gaan we uit van een betrouwbaarheid van 95 procent. Bij een steekproef van n=2.000 en een uitkomst van 50 procent is er sprake van een foutmarge van plus of min 2,2 procent.
[1] Coalitie is niet bang om met onderwijsbezuinigingen op een muur af te rijden – NRC
![afbeelding](https://206.wpcdnnode.com/ipsos-publiek.nl/wp-content/uploads/2021/09/asher-1-273x300.png)
Asher van der Schelde
Senior onderzoeker
![afbeelding](https://206.wpcdnnode.com/ipsos-publiek.nl/wp-content/uploads/2019/10/peter-5-1024x1024.jpg)
Peter Kanne
Senior onderzoeksadviseur